Een mogelijkheid tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bij een overschrijding van de redelijke termijn in extreme gevallen?

24 oktober 2024

Al eerder is geschreven over de redelijke termijn in strafzaken in zijn algemeenheid en over de redelijke termijn voor het toesturen van het strafdossier aan het gerechtshof. Hieruit volgt dat de redelijke termijn in veel zaken een rol speelt, zowel in strafzaken als in belastingzaken. Het kan immers lang duren voordat een zaak op zitting wordt gepland en inhoudelijk wordt behandeld. Al die tijd verkeert een verdachte in onzekerheid, wegens een dreigende strafvervolging en de daaraan verbonden gevolgen zoals een beslaglegging. Hoewel de Hoge Raad [1] heel stellig oordeelde dat geen niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bij overschrijding van de redelijke termijn kan volgen, gloorde er even hoop aan de horizon, maar is die ook weer verdwenen door het arrest van de Hoge Raad van 22 oktober jl. [2].

Oordeel Hoge Raad: geen niet-ontvankelijkheid van het OM

De Hoge Raad heeft in 2008 verduidelijkt dat zaken binnen een redelijke termijn dienen te worden behandeld. Dit vloeit voort uit art. 6 EVRM en art. 14, lid 3, sub c IVBPR. Een verdachte heeft recht op behandeling binnen een redelijke termijn. Het kan voorkomen dat die redelijke termijn wordt overschreden. Om dat te kunnen nagaan heeft de Hoge Raad in het overzichtsarrest overwegingen gegeven over wanneer de termijn aanvangt en welke factoren in aanmerkingen genomen kunnen worden om te bepalen wat een redelijke termijn is [3].

Zo oordeelt de Hoge Raad dat: “Overschrijding van de redelijke termijn (…)  [niet] leidt (…) tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging (…), ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf (…) die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden“.

Kortom, de sanctie op overschrijding van de redelijke termijn is in ieder geval niet de niet-ontvankelijkheid van het OM.

De (nadelige) gevolgen van een overschrijding van de redelijke termijn

Als sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn, dan heeft dat méér gevolgen dan de lange periode van onzekerheid waarin de verdachte verkeert. Op grond van o.a. art. 6 EVRM heeft een verdachte recht op een berechting binnen een redelijke termijn. Als het lang duurt voordat een zaak wordt behandeld, zijn er ook nog andere nadelige gevolgen. Als er veel tijd verstrijkt, kan dat ook gevolgen hebben voor de waarheidsvinding. Zo zal een getuige een meer waarheidsgetrouwe verklaring kunnen afleggen als hetgeen waar hij/zij over verklaart recenter geleden is, dan als hier meerdere jaren overheen zijn gegaan. Het geheugen is immers feilbaar. 

Daarnaast kan het ook voorkomen dat een getuige vanwege het lange tijdsverloop niet meer vindbaar is, niet meer in een goede gezondheid verkeert en daardoor niet (meer) kan verklaren of mogelijk zelfs is overleden. Stukken kunnen door de jaren heen onvindbaar zijn geworden, waardoor het dossier incompleet is [4]

Een lang tijdsverloop is daarom niet alleen van belang voor het recht van een verdachte op berechting binnen een redelijke termijn, maar heeft dus ook invloed op het kunnen uitoefenen van zijn verdedigingsrechten.

Toch niet-ontvankelijkheid van het OM in extreme gevallen?

Hof Den Bosch: Inbreuk op de verdedigingsrechten

In een zaak bij Hof Den Bosch bepleitte de verdediging de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie vanwege overschrijding van de redelijke termijn, op grond van een schending van art. 6 EVRM en de beginselen van een behoorlijke procesorde. De waarheidsvinding zou in het gedrang zijn gekomen, waardoor geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces. Zo zou de verdachte pas zijn gedagvaard nadat hij een verzoek ‘einde zaak’ had ingediend, konden de verbalisanten zich de feiten vanwege het grote tijdsverloop niet meer herinneren, waren onderliggende stukken niet meer te raadplegen en konden getuigen niet meer worden gehoord vanwege een slechte gezondheid of overlijden. In reactie hierop stelde het Openbaar Ministerie dat het OM wel ontvankelijk is in de vervolging, onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad uit 2008 [5].

Oordeel van het hof: niet-ontvankelijkheid van het OM

Het Hof overweegt dat de Hoge Raad in het arrest uit 2008 voorop heeft gesteld dat enkel de overschrijding van de redelijke termijn als zodanig geen grond vormt voor de niet-ontvankelijkheid van het OM. De redelijke termijn in de zaak van de verdachte is met bijna 5 jaar in eerste aanleg en met 6 maanden in hoger beroep overschreden. Die vertraging vindt de oorsprong in het stilzitten en niet voortvarend handelen van het OM. Hoewel de verdediging onderzoekswensen had doorgegeven, is de overschrijding van de redelijke termijn niet daaraan te wijten. Volgens het hof is het tijdsverloop een belangrijke factor waardoor de verbalisanten niet meer de gevraagde informatie kunnen verschaffen en getuigen (om welke reden dan ook) niet meer kunnen verklaren.

Het hof zet dit niet in de sleutel van de overschrijding van de redelijke termijn, maar van art. 6 EVRM. Als sprake is van een inbreuk op de verdedigingsrechten van een verdachte (die niet onder het bereik van art. 359a Sv vallen), dan kan het OM niet-ontvankelijk worden verklaard als sprake is van een uitzonderlijk geval dat de inbreuk van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces. Het dient dan te gaan om een onherstelbare inbreuk, die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd, aldus het hof. Bovendien moet de inbreuk tot de conclusie leiden dat de ‘procedure als geheel’ niet meer eerlijk is.

Het hof oordeelt dat in deze zaak niet enkel sprake is van tijdsverloop, maar ook van bijkomende, uitzonderlijke omstandigheden die leiden tot een inbreuk op de verdedigingsrechten. Hierdoor is de waarheidsvinding ernstig in het gedrang gekomen. Alles afwegende is geen sprake meer van een ‘eerlijk proces als geheel’ en moet het OM (partieel) niet-ontvankelijk worden verklaard.

Oordeel van de Hoge Raad (22 oktober 2024): geen niet-ontvankelijkheid OM

Het oordeel van Hof Den Bosch uit 2023 is niet cassatieproof gebleken, zo leert ons het arrest van de Hoge Raad van 22 oktober 2024 [6]

Overschrijding van de redelijke termijn moet worden onderscheiden van de invloed van een lang tijdsverloop op de verdedigingsrechten van een verdachte [7]. De Hoge Raad oordeelt dat bij een inbreuk op de verdedigingsrechten (die niet onder het bereik van art. 359a Sv valt), de niet-ontvankelijkheid van het OM alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. Het dient dan te gaan om een onherstelbare inbreuk die van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces (art. 6 EVRM). De onherstelbare inbreuk moet niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze zijn gecompenseerd én moet het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat ‘the proceedings as a whole were not fair[8].

De Hoge Raad oordeelt in 2024 over het oordeel van Hof Den Bosch dat dit niet toereikend is gemotiveerd. De rechter kan rekening houden met onevenredig tijdsverloop als dit een complicatie is bij de bewijsvergaring of waardering van het bewijs. Als die bewijsvoering op gespannen voet komt te staan met de ‘fairness of the proceedings as a whole’, dan kan dat tot vrijspraak leiden. Het oordeel van het hof dat de inbreuk op de verdedigingsrechten moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM kan dat oordeel niet dragen. Dat wordt voor de Hoge Raad niet anders als in die beoordeling wordt betrokken dat er ook andere nadelige gevolgen voor de verdachte waren, omdat niet zonder meer begrijpelijk is waarom de compensatie daarvoor niet bijv. in strafvermindering kon worden gevonden [9].

Bewijsuitsluiting als gevolg van een (onevenredig) tijdsverloop

De Hoge Raad haalt in dit arrest uit 2024 een arrest uit 2016 aan, waarin is overwogen dat bij schending van verdedigingsrechten andere sancties meer in de rede liggen dan een niet-ontvankelijkheid van het OM. Zo kan bewijsuitsluiting van een betwiste getuigenverklaring plaatsvinden, als – kort gezegd – de verdachte niet de gelegenheid heeft gehad zijn verdedigingsrechten uit te oefenen door deze getuige te horen. Bij gebreke aan ander bewijsmateriaal moet dan vrijspraak volgen. Dit is voor de Hoge Raad “niet anders indien het tijdsverloop een complicatie heeft gevormd bij de vergaring en de waardering van het bewijsmateriaal” [10].

Vrijspraak als gevolg van een (onevenredig) tijdsverloop

De Hoge Raad verwijst in het arrest van 2024 ook naar een arrest uit 2022. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad al eerder over een oordeel van het gerechtshof waarbij het OM niet-ontvankelijk was verklaard wegens tijdsverloop en bijkomende, uitzonderlijke omstandigheden waardoor de waarheidsvinding ernstig in het gedrang was gekomen. Volgens het hof konden de onderzoekshandelingen niet meer worden uitgevoerd, waardoor geen sprake meer was van een eerlijk proces [11].

Volgens de Hoge Raad was dit oordeel ontoereikend gemotiveerd. Onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde arrest uit 2016 kan de rechter rekening houden met – onevenredig – tijdsverloop als dit een complicatie vormt voor de bewijsvergaring of waardering van bewijs. Als dit op gespannen voet kan komen te staan met de ‘fairness of the proceedings as a whole‘, dan kan dat tot vrijspraak leiden. De Hoge Raad casseert het arrest van het hof en wijst de zaak terug.

Te strikte benadering van de Hoge Raad?

De drempel voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie bij een overschrijding van de redelijke termijn vanwege een inbreuk op de verdedigingsrechten ligt hoog. De Hoge Raad zoekt de oplossing voor de inbreuk op de verdedigingsrechten in bewijsuitsluiting of strafvermindering. Als de procedure als geheel niet meer eerlijk is in zin van art. 6 EVRM, dan zou tot vrijspraak kunnen worden geconcludeerd. Als er geen (betrouwbaar) bewijs voorhanden is, kan de rechter dat in het oordeel betrekken bij de vraag of het strafbare feit kan worden bewezen. Zo niet, dan volgt vrijspraak.

In de feitenrechtspraak is zichtbaar dat een extreme termijnoverschrijding kan leiden tot de toepassing van art. 9a Sr (waardoor geen straf of maatregel wordt opgelegd). In die zaak was niet duidelijk of er een inbreuk op de verdedigingsrechten had plaatsgevonden. De compensatie voor de termijnoverschrijding werd gevonden in strafvermindering [12]In een andere zaak komt de rechtbank tot een vrijspraak, zodat verder geen overweging meer aan de overschrijding van de redelijke termijn wordt geweid [13].

Deze benadering van de Hoge Raad leidt tot een compensatie voor de verdachte (tenzij de verdachte wordt vrijgesproken), maar niet tot een ‘sanctie’ voor het Openbaar Ministerie. Als het Openbaar Ministerie heel lang blijft stilzitten, dan kan de verdachte wellicht worden gecompenseerd voor de termijnoverschrijding, maar kan het OM niet ‘op de vingers worden getikt’ door middel van een niet-ontvankelijkverklaring. De drempel voor de niet-ontvankelijkverklaring heeft de Hoge Raad nu onhaalbaar hoog gelegd.

—————————————————-

[1] Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.

[2] Hoge Raad 22 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1413.

[3] Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.

[4] Zoals bijv. het geval was in een zaak bij Hof ‘s-Hertogenbosch 4 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1435.

[5] Hof ‘s-Hertogenbosch 4 mei 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1435.

[6] Hoge Raad 22 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1413.

[7] Hoge Raad 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2059, r.o. 2.3.1.

[8] Hoge Raad 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2059, r.o. 2.3.4.

[9] Hoge Raad 22 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1413.

[10] Hoge Raad 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2059, r.o. 2.3.4 en HR 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1009.

[11] Hoge Raad 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1009.

[12] Rb. Zeeland-West-Brabant 21 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9165.

[13] Rb. Zeeland-West-Brabant 21 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9175.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.