Gedachten over het ne bis in idem-beginsel en evenredigheid ‘nieuwe stijl’

Redactioneel TBS&H 2024/3.1

3 juli 2024

Voor het Tijdschrift Bijzonder Strafrecht & Handhaving schreef ik samen met Benny van der Vorm een redactioneel voor de derde uitgave van dit jaar. We openen het nummer met onze gedachten over het ne bis in idem-beginsel en het evenredigheidsbeginsel ‘nieuwe stijl’.

Ne bis in idem en evenredigheid

Sinds de Harderwijk-uitspraak van de ABRvS van 2 februari 2022 geldt in het bestuursrecht een evenredigheid ‘nieuwe stijl’. Er moet sindsdien meer indringend worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Een meer terughoudende toets is verlaten. De vraag is hoe dit doorwerkt als sprake is van een samenloop tussen bestuursrecht en strafrecht?

In het strafrecht is bij het ne bis in idem-beginsel ook een tendens waarneembaar dat hierbij het evenredigheidsbeginsel wordt betrokken. Zo oordeelde de Hoge Raad in maart 2022 dat het opleggen van een straf aan de vennootschap kan worden betrokken bij de straf die (voor hetzelfde feit) wordt opgelegd aan de feitelijk leidinggever. Zo wordt dit een omstandigheid die kan worden betrokken bij de straftoemeting.

Ne bis in idem en het EHRM

Voordat sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel, moet worden worden getoetst aan een aantal elementen. Zo dient sprake te zijn van een criminal charge, jegens dezelfde persoon, dienen er dubbele procedures te zijn (bis), wegens hetzelfde feit (idem).

Op grond van rechtspraak van het EHRM (A. en B. tegen Noorwegen) komt het evenredigheidsbeginsel terug bij de vraag of er sprake is van een dubbele vervolging. Als die twee procedures voldoende nauw samenhangen, zodat sprake is van een coherent geheel, dan is geen sprake van een schending van het ne bis in idem-beginsel (op dat punt). Daarvoor is o.a. van belang of het totaalpakket aan sancties evenredig is.

Ne bis in idem en het HvJ

Ook volgens het Hof van Justitie past het betrekken van de eerder opgelegde straf bij de twee straf binnen de kaders van het ne bis in idem-beginsel. Volgens het Hof van Justitie dienen de opgelegde sancties tezamen de ernst van de overtreding niet te overschrijden.

Interessant in dit kader is dat het Hof van Justitie het evenredigheidsbeginsel niet alleen betrekt bij de cumulatie van sancties, maar ook bij de vraag of sprake is van een ‘sanctie van strafrechtelijke aard’. Daarbij oordeelde het Hof van Justitie in 2023 in de zaak Volkswagen Group Italia (ECLI:EU:C:2023:663) over de vraag wanneer een beperkingen van het ne bis in idem-beginsel gerechtvaardigd is. Daaruit wordt duidelijk dat ook hierbij het evenredigheidsbeginsel een rol speelt, omdat een beperking o.a. dan gerechtvaardigd is ‘indien de beperkingen met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel slechts kunnen worden gesteld indien deze noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan de doelstellingen van de Unie’.

Tot slot

In dit redactioneel openen Benny van der Vorm (universitair docent bij het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, de Afdeling Staatsrecht, Bestuursrecht en Rechtstheorie en het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging van de Universiteit Utrecht) en ik de nieuwste uitgave van het Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving.

Het artikel is te raadplegen via TBS&H en te vinden via TBS&H 2024/3.1.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.