Een alternatief voor de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bij overschrijding van de redelijke termijn?

1 april 2025

Als iemand wordt verdacht van een strafbaar feit, dan vindt een onderzoek hiernaar plaats. Een dergelijk onderzoek kan erg lang duren, zeker als het bijv. fraudezaken betreft. Een verdachte heeft recht op berechting binnen een redelijke termijn, maar wat is de ‘sanctie’ als zo’n onderzoek en daardoor de hele zaak erg lang duurt en dus geen sprake meer is van een ‘redelijke termijn’?

Berechting binnen een redelijke termijn

Een verdachte heeft recht op berechting binnen een redelijke termijn. Hiervoor geldt per fase (rechtbank, hoger beroep) een termijn van 2 jaar. Als die redelijke termijn wordt overschreden, dan kan dat leiden tot bijv. strafvermindering. Als sprake is van een extreme overschrijding van de redelijke termijn, dan zou naast strafvermindering ook niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging tot de mogelijkheden moeten behoren. Dit is echter niet het geval, zoals – nogmaals – duidelijk bleek uit een arrest van de Hoge Raad uit 2024 [1].

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie?

Ondanks dat de Hoge Raad heeft verduidelijkt dat overschrijding van de redelijke termijn niet wordt gecompenseerd door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging (maar in de strafvervolging), zijn er feitenrechters die toch tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie overgaan. Soms zelfs op voordracht van het Openbaar Ministerie in het requisitoir zelf [2]. Zo overweeg ook Mevis: “dat, ondanks de Hoge Raad, feitenrechters nog steeds aanleiding vinden om het OM in extreme, op grond van de feiten van de concrete zaak te motiveren en daaruit goed te begrijpen gevallen van schending van de redelijke termijn, niet-ontvankelijk te verklaren, soms op verstandig requisitoir van dat OM zelf” [3].

Oordeel Hof Arnhem-Leeuwarden in 2025

Hoewel de Hoge Raad strafvermindering voorstaat bij overschrijding van de redelijke termijn, zijn er feitenrechters die andersluidend oordelen. Onlangs heeft Hof Arnhem-Leeuwarden in lijn met de Hoge Raad geoordeeld. In het arrest van 18 maart 2025 oordeelde het hof dat ‘overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen’. Termijnoverschrijding wordt in beginsel gecompenseerd in de straftoemeting [4]

Het ging in deze zaak om een tijdsverloop van 6 jaar. De verdachte was op 19 juni 2018 gehoord en daarna is pas op 15 januari 2021 de zaak bij de rechtbank inhoudelijk behandeld. Dit heeft zonder aanwijsbare reden ruim 2,5 jaar geduurd. Daarna is in januari 2021 hoger beroep ingesteld en is het dossier pas op 10 juli 2023 bij het hof binnengekomen en daarna op 4 maart 2025 inhoudelijk behandeld. De procedure in hoger beroep heeft zonder aanwijsbare reden ruim 4 jaar geduurd

Toepassing art. 9a Sr?

Het hof overweegt in deze zaak van 18 maart 2025 dat de redelijke termijn in aanzienlijke mate is overschreden. Gelet op de aard en ernst van de feiten acht het hof toepassing van art. 9a Sr niet op zijn plaats. Wel leidt de termijnoverschrijding tot een matiging van de straf. In plaats van een taakstraf van 120 uur en een geheel voorwaardelijke taakstraf van 1 maand wordt de straf gematigd tot uitsluitend een taakstraf van 60 uur.

Interessant is dat Hof Amsterdam in 2017 art. 9a Sr heeft toegepast (dus geen straf of maatregel heeft opgelegd) op basis van een afweging van alle omstandigheden, waaronder een overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad liet dit arrest in stand, nu de toepassing van art. 9a Sr niet alleen berustte op een overschrijding van de redelijke termijn, maar ook op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, dat hij niet eerder is veroordeeld en dat de feiten reeds geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden [5].

Tot slot

Op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad kan overschrijding van de redelijke termijn niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Sommige feitenrechters wagen zich daar nog wel aan. Onlangs (in 2023) nog Hof Den Bosch, maar dat arrest hield geen stand bij de Hoge Raad. Mogelijk dat art. 9a Sr – mits goed gemotiveerd – wel nog soelaas kan bieden om een extreme termijnoverschrijding te compenseren.

—————————————————-

[1] Hoge Raad 22 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1413.

[2] J.M.W. Lindeman, ‘De (niet-)ontvankelijkheid van het OM en het rechterlijk pardon’, TBS&H 2021/nr. 2, par. 4. 

[3] Hoge Raad 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:558, NJ 2019/82 met annotatie van P.A.M. Mevis.

[4] Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:1572.

[5] Hoge Raad 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1944, r.o. 2.4.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.