Hoge Raad: art. 69 AWR is (nog steeds) een kwaliteitsdelict, maar andere deelnemingsvormen zijn mogelijk

25 november 2025

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat artikel 69 AWR een kwaliteitsdelict is. In de onderhavige zaak was iemand die niet over de benodigde kwaliteit beschikt, toch veroordeeld voor overtreding van artikel 69 AWR. De Hoge Raad casseert en wijst de zaak terug naar het hof [1].

De strafbaarstelling van artikel 69 AWR

In artikel 69, lid 2 AWR is een strafbaarstelling opgenomen voor het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een belastingaangifte. In de wet is opgenomen dat “degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doet, dan wel het feit begaat, omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel c, wordt, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven” wordt gestraft met een gevangenisstraf of geldboete. 

Artikel 69 AWR = kwaliteitsdelict

Als pleger van een onjuiste of onvolledige ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’ kan worden aangemerkt ‘degene die tot het doen van aangifte is uitgenodigd’. Die gehoudenheid bestaat als iemand is uitgenodigd tot het doen van aangifte (art. 8 AWR). Een aangifte kan uitsluitend worden aangemerkt als ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’ als de aangifte is gedaan door degene op wiens belasting- of inhoudingsplicht de aangifte betrekking heeft, of door degene die als vertegenwoordiger (art. 42 t/m 44 AWR) kan optreden [2]. De Hoge Raad heeft dit geoordeeld in januari 2020, en nu onder andere in het arrest uit november 2025 herhaald.

De Hoge Raad herhaalt: artikel 69 AWR is een kwaliteitsdelict

Andere deelnemingsvormen zijn wel mogelijk

Doordat artikel 69 AWR een kwaliteitsdelict is, kan alleen degene die over de benodigde kwaliteit beschikt worden veroordeeld voor een overtreding van dit artikel. Een belastingadviseur die bijvoorbeeld aangiften inkomstenbelasting voor zijn cliënten indient, is wel degene die feitelijk de aangifte indient, maar de cliënt is de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van die aangifte. De cliënt beschikt dan over de vereiste kwaliteit, niet de belastingadviseur. Een veroordeling als pleger voor de belastingadviseur op grond van artikel 69 AWR is dan niet mogelijk.

Wel zijn verschillende deelnemingsvormen in de wet opgenomen om anderen dan de pleger strafrechtelijk aansprakelijk te stellen. Gedacht kan worden aan medeplichtigheid of uitlokking. Maar het is ook mogelijk dat strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt gebaseerd op valsheid in geschrifte (art. 225, lid 2 Sr).

Tot slot

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof onjuist is, omdat de belastingadviseur als pleger is aangemerkt. Gelet hierop moet de uitspraak van het hof worden vernietigd ten aanzien van feit 1 en de strafoplegging en wordt de zaak teruggewezen naar Hof Den Haag om opnieuw te worden berecht en afgedaan.

——————————

[1] Hoge Raad 18 november 2025, ECLI:NL:HR:2025:1699.

[2] Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:121.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.