Geen voorwaardelijk opzet, wel grove schuld bij boetes voor buitenlands vermogen
NTFR 2023/2072
28 november 2023
De Belastingdienst heeft diverse bevoegdheden om te controleren of de aangifte inkomstenbelasting juist is. Vanwege de automatische informatie-uitwisseling van informatie tussen landen kan de Belastingdienst op die wijze op de hoogte komen van bijv. verzwegen vermogen in het buitenland. Dergelijke ontvangen informatie wordt gecontroleerd met de ingediende aangifte inkomstenbelasting. Als daar een mismatch is, dan kan dit voor de Belastingdienst aanleiding zijn om een vragenbrief te sturen met het verzoek om informatie te verstrekken over het aangehouden buitenlandse vermogen.
Informatievergaring buitenlands vermogen
Er zijn meerdere manieren waarop de Belastingdienst op de hoogte kan komen van buitenlands vermogen van Nederlands ingezetenen. Naast de automatische informatie-uitwisseling of een spontane informatie-uitwisseling tussen landen, kan de Belastingdienst ook een ambtshulpverzoek naar het buitenland sturen. Maar het is ook mogelijk dat de belastingplichtige zelf een zogeheten vrijwillige verbetering van de belastingaangifte naar de Belastingdienst stuurt (‘inkeerregeling’).
Navordering en beboeting buitenlands vermogen
Als er te weinig belasting is geheven, dan zal de Belastingdienst in de regel een navorderingsaanslag opleggen om belasting te kunnen heffen over het verzwegen buitenlands vermogen. Daarbij zal de Belastingdienst kunnen overwegen om een (vergrijp)boete op te leggen. In de wet zijn maximumboetes opgenomen, waarbij de maximumboete in beginsel 100% is. Als het gaat om buitenlands vermogen, dan is de maximumboete verhoogd tot 300%. Op grond van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) dienen wel regels in acht te worden genomen over de hoogte van de op te leggen boetes. Zo is het vertrekpunt dat bij opzet in buitenlands vermogen situaties een boete wordt opgelegd van 150% en bij grove schuld van 75% (zie par. 26, lid 10 BBBB en par. 27, lid 6 BBBB).
Het is aan de inspecteur om te stellen en bewijzen dat sprake is van opzet of grove schuld. (zie ook HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526). Deze schuldgradatie is van belang voor de boetehoogte (een percentage van het belastingbedrag).
Zaak Rb. Den Haag
In deze zaak bij Rechtbank Den Haag ging het over een belastingplichtige met verzwegen buitenlands vermogen. De inspecteur had daarvoor navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd met vergrijpboetes omdat sprake zou zijn van opzettelijk handelen. De bewijslast dat sprake is van een beboetbaar feit rust op de inspecteur. In beroep oordeelt de rechter dat de inspecteur niet heeft bewezen (‘doen blijken’) dat sprake is van opzet aan de zijde van de belastingplichtige. Wel heeft de inspecteur bewezen dat sprake is van grove schuld, zodat de boetes worden gematigd. In dit specifieke geval worden de vergrijpboetes gematigd van 150% naar 75%.
Tot slot
Mijn bevindingen over deze uitspraak zijn terug te vinden in de annotatie voor het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht.
Meer weten?
De annotatie bij de uitspraak van Rechtbank Den Haag 5 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16884 is te vinden via: NTFR 2023/2072.


