Aanpassing rechtspraak immateriële schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn
Arrest Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853
14 juni 2024
Een belastingplichtige heeft recht op behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Als een zaak niet binnen een redelijke termijn wordt behandeld, dan wordt verondersteld dat de belastingplichtige spanning en frustratie heeft geleden. Een belastingplichtige kan dan verzoeken om vergoeding van immateriële schade. Daarnaast kan een overschrijding van de redelijke termijn leiden tot matiging van de boete. De Hoge Raad zag aanleiding om de rechtspraak hieromtrent aan te passen in het arrest van 14 juni 2024.
Standaardrechtspraak van de Hoge Raad
Volgens vaste rechtspraak geldt dat een belastingplichtige recht heeft op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn. De regel was, behoudens bijzondere omstandigheden, dat een belastingplichtige wordt verondersteld spanning en frustratie te hebben geleden als de redelijke termijn is overschreden en daarvoor vergoeding van immateriële schade kan worden verzocht.
Het uitgangspunt is dat een vergoeding kan worden gegeven van € 500 per half jaar overschrijding, waarbij een afronding naar boven plaatsvindt.
Als sprake is van een zeer gering financieel belang, dan mag worden verondersteld dat de lange duur van de procedure niet tot spanning of frustratie heeft geleid. In zo’n geval mag de belastingrechter volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden (zie HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252).
Het financiële belang: < of > dan € 15?
Wat moet worden verstaan onder het ‘financiële belang’? Volgens de Hoge Raad gaat het dan om belastingaanslagen en/of voor bezwaar vatbare beschikkingen, waarover de belastingplichtige de procedure voert. De Hoge Raad gaat hier in het arrest nog verder op in. Van belang is dat het gaat om het financiële belang dat de belastingplichtige heeft als de procedure door de belastingplichtige wordt ‘gewonnen’. Dit moet afzonderlijk worden bepaald voor elke fase voor een immateriële schadevergoeding wordt verzocht (bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie).
Tot nu toe werd aangenomen dat als het financiële belang minder is dan € 15, er geen vergoeding van immateriële schade hoeft plaats te vinden. De Hoge Raad ziet nu aanleiding, met het arrest van 14 juni 2024, om dit te wijzigen.
De nieuwe regels: een financieel belang van € 1.000
De Hoge Raad ziet aanleiding om de eerdere rechtspraak aan te passen. Er worden namelijk in toenemende mate procedures gevoerd in de hoop een vergoeding van immateriële schade te krijgen of een proceskostenvergoeding. Dit zal vermoedelijk betrekking hebben op de huidige discussie over ‘no cure, no pay’- bureaus. Daar ging het in de zaak die ten grondslag lag aan dit arrest niet over, maar wel over een belastingplichtige met een financieel belang van € 0,80.
De Hoge Raad wijzigt de hoogte van het bedrag van € 15 naar een aanzienlijk hoger bedrag, namelijk € 1.000. Als het financiële belang bij een procedure minder is dan € 1.000 en de redelijke termijn is met niet meer dan 12 maanden overschreden, dan kan de belastingrechter volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Als het financiële belang minder dan € 1.000 is en de redelijke termijn is met meer dan 12 maanden overschreden, dan beslist de belastingrechter op het verzoek om een immateriële schadevergoeding naar bevind van zaken. Ook in die gevallen mag de rechter, volgens de Hoge Raad, constateren dat de redelijke termijn is overschreden.
Immateriële schadevergoeding en/of boete
De standaardrechtspraak is dat als sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, dit kan leiden tot een vergoeding van immateriële schade. Als de procedure betrekking heeft op een belastingaanslag en een boete, dan kan een overschrijding van de redelijke termijn ook leiden tot matiging van de boete. Het is ook mogelijk dat zowel een immateriële schadevergoeding wordt toegekend en matiging van de boete plaatsvindt (zie HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5087 en HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252).
Ten aanzien van de matiging van boetes oordeelde de Hoge Raad eerder:
- een 5% matiging als de redelijke termijn met 6 maanden of minder is overschreden;
- een 10% matiging als de redelijke termijn met meer dan 6 maanden en minder dan 12 maanden is overschreden;
- met dien verstande dat de vermindering niet meer bedraagt dan € 2.500; en
- geen vermindering wordt toegepast als de boete minder dan € 1.000 bedraagt (zie HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0191).
Voor het geval een boete wordt vernietigd, heeft de Hoge Raad de uitgangspunten geformuleerd in het arrest van 29 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1337.
Overgangsrecht
De Hoge Raad heeft voorzien in overgangsrecht ten aanzien van de nieuwe regels (financieel belang van € 1.000 en een overschrijding van de termijn van 12 maanden). De nieuwe regels gelden niet voor zaken waarin een belastingplichtige i) voorafgaand aan dit arrest (14 juni 2024) had verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en ii) de redelijke termijn voor de betreffende fase (bezwaar, beroep, hoger beroep, cassatie) op de datum van het arrest (14 juni 2024) is overschreden.


