Weigering toepassing nultarief bij levering auto's vanwege betrokkenheid bij btw-fraude

2 september 2025

Rechtbank Gelderland moest oordelen over de toepassing van het nultarief bij de levering van auto’s. De Belastingdienst stelde dat het nultarief moest worden geweigerd, vanwege betrokkenheid van de belastingplichtige bij btw-fraude [1].

De feiten in de zaak

Een belastingplichtige leverde meerdere auto’s aan bedrijven in Duitsland en Portugal. Voor het vervoer werden transportbedrijven ingeschakeld of de auto werd door de afnemer afgehaald. Qua documentatie waren er  dan CMR-vrachtbrieven en werden afhaalverklaringen ondertekend.

De Belastingdienst heeft op enig moment aan de belastingplichtige een waarschuwingsbrief uitgereikt voor btw-fraude bij de handel in auto’s. Daarbij zijn diverse kenmerken opgesomd van een keten van leveringen waar veel btw-fraude met auto’s voorkomt, zoals dat een auto niet wordt getransporteerd naar het bedrijfsadres van de koper, en dat de auto’s worden afgehaald door een ander dan de koper. De belastingplichtige is hierbij gewezen op het belang van een uitgebreid ‘know your customer’-beleid (KYC). 

Door de jaren heen hebben meerdere derdenonderzoeken bij de belastingplichtige plaatsgevonden. Daarna is een btw-controle gestart in het kader van een grootschalig grensoverschrijdend btw-fraude onderzoek.

De vraag is of de belastingplichtige erop mocht vertrouwen dat sprake was van een vaste afnemer, of hij terecht het nultarief heeft toegepast, en of hij had moeten weten dat de transacties onderdeel uitmaakten van btw-fraude.

Btw-fraude, vaste afnemer en afhaaltransacties

Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie mag het nultarief in beginsel niet worden geweigerd als aan de materiële voorwaarden is voldaan [2]. De bewijslast rust op de belastingplichtige. De aanspraak op het nultarief moet blijken uit ‘boeken en bescheiden’ (artikel 12, lid 2 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting). Uit het besluit ‘Mededeling 38’ [3] volgt dat bij een ‘vaste afnemer’ de belastingplichtige gebruik mag maken van afhaalverklaringen om het bewijs te leveren voor de toepassing van het nultarief.

De rechtbank overweegt dat de belastingplichtige aan een brief van de Belastingdienst niet het vertrouwen mocht ontlenen dat vanaf de vierde levering van een auto sprake is van een ‘vaste afnemer’. Nu de belastingplichtige voor een aantal auto’s geen ander bewijsmateriaal heeft dan de vervoersverklaring, heeft de belastingplichtige volgens de rechtbank niet voldaan aan de vereisten voor toepassing van het nultarief. Bij een aantal andere auto’s heeft het vervoer via een derde plaatsgevonden en is een CMR-document aanwezig, zodat daarvoor wel is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief.

Als er aanwijzingen zijn van fraude, dan kan van een belastingplichtige extra zorgvuldigheid worden verwacht

Wist of had moeten weten van btw-fraude?

Ook als is voldaan aan de materiële voorwaarden, mag het nultarief worden geweigerd als op basis van objectieve gegevens komt vast te staan dat de belastingplichtige heeft deelgenomen aan btw-fraude (actieve deelname) of wist of had moeten weten van fraude in de keten (passieve deelname). De Belastingdienst moet dit aan de hand van objectieve gegevens genoegzaam aantonen. 

Van een belastingplichtige mag enige mate van zorgvuldigheid worden verwacht. Als er aanwijzingen zijn van  onregelmatigheden of fraude, dan kan de belastingplichtige verplicht zijn nader onderzoek te doen.

Volgens de inspecteur heeft de belastingplichtige alleen enig onderzoek gedaan om zichzelf in te dekken en niet om te voorkomen dat zij betrokken zou raken bij afnemers die btw-fraude plegen. De belastingplichtige stelt dat hij voldoende heeft gedaan om ervoor te zorgen dat zij bij btw-fraude betrokken zou raken. 

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur in de bewijslast is geslaagd. De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat het risicogoederen zijn, waarbij sprake is van een verhoogd risico op fraude en onregelmatigheden. Dan mag meer van de belastingplichtige worden verwacht. Daarbij kunnen interne regels en controles van belang zijn, waar de belastingplichtige ook meermaals door de Belastingdienst op is gewezen.

De belastingplichtige heeft interne regels opgesteld en nageleefd, maar de inspecteur heeft voldoende feiten en omstandigheden gesteld en voor zover betwist aannemelijk gemaakt dat de belastingplichtige niet de vereiste extra zorgvuldigheid heeft betracht. Dat betekent dat de inspecteur het nultarief terecht heeft geweigerd.

Ten aanzien van 1 auto oordeelt de rechtbank dat de inspecteur niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De auto is  namelijk daadwerkelijk geregistreerd in Portugal. Dat de afnemer gevestigd is in een bedrijfsverzamelgebouw en pas kort bestond zijn weliswaar risicosignalen, maar onvoldoende om te concluderen dat de belastingplichtige niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht.

Conclusie

Deze uitspraak maakt duidelijk hoe belangrijk het is om interne protocollen op te stellen (en na te leven) om te voorkomen dat bedrijven onbedoeld betrokken raken bij btw-fraude in de keten. Een ‘checks and balances’ is van groot belang, maar minstens zo belangrijk is de vastlegging van die ‘checks and balances’. Als dit soort vastleggingen er zijn, dan zijn er handvaten om te onderbouwen dat de zorgvuldigheid is betracht om te voorkomen dat een bedrijf onbedoeld bij btw-fraude wordt betrokken. 

———————————————

[1] Rechtbank Gelderland 22 juli 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:5846.

[2] Hof van Justitie 27 september, C-146/05 (Colleé).

[3] Besluit staatssecretaris van Financiën 1 oktober 2002, nr. DGB2002/4947M.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.