Schending administratieplicht en het doen van onjuiste aangifte: wel of niet twee keer vervolgd voor hetzelfde?
ANNOTATIE NLF 2025/0688
8 april 2025
Iemand mag niet twee keer worden vervolgd of bestraft voor hetzelfde feit. Dit heet ook wel het ne bis in idem-beginsel. Maar om dat beginsel met succes te kunnen inroepen, moet sprake zijn van ‘hetzelfde feit’. In een zaak bepleitte de verdediging het voeren van een onvolledige administratie had bijgehouden en het verstrekken van valse/vervalste stukken aan de Belastingdienst ‘hetzelfde feit’ is als het doen van een onjuiste belastingaangifte. In cassatie heeft A-G Van Wees conclusie genomen [1]. Hierover schreef ik voor NLFiscaal een annotatie.
De feiten van de zaak
In deze zaak zijn door de verdachte en 14 andere rechtspersonen onjuiste aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting gedaan. Daarover is door de verdachte met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij als uitgangspunt is genomen dat er over de jaren 2012 t/m 2016 onjuiste aangiften zijn gedaan. Ter finale kwijting is een bedrag betaald van € 3,7 miljoen. Dit bedrag heeft betrekking op omzetbelasting, vennootschapsbelasting, heffingsrente/belastingrente en een bestuurlijke boete van € 400.000.
De verdachte is door Hof Den Haag strafrechtelijk veroordeeld wegens het opzettelijk niet voeren van een administratie overeenkomstig de eisen die de wet daaraan stelt en het niet bewaren van de administratie (kort gezegd: schending administratieplicht; art. 68, lid 1, sub d en e jo. 69 AWR). De verdediging bepleitte de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, omdat het fiscale nadeel ziet op de onjuist gedane aangiften omzetbelasting en hiervoor al een bestuurlijke boete is opgelegd.
Wanneer is sprake van hetzelfde feit? Oordeel van het hof
Het ne bis in idem-beginsel beschermt alleen als iemand twee keer wordt vervolgd voor hetzelfde feit. Is geen sprake van hetzelfde feit, dan kan een verdachte of belastingplichtige de bescherming van dit beginsel niet inroepen. Met enige regelmaat komt het ne bis in idem-beginsel terug in de rechtspraak. Zo is hier al eerder een artikel over geschreven en zijn er blogs gewijd aan de samenloop tussen boetes en strafrecht en of compensatie in de straftoemeting moet plaatsvinden bij een schending van het beginsel.
Hof Den Haag toetste aan het kader van de Hoge Raad voor de vraag of sprake is van hetzelfde feit. Daarbij betrekt het hof de juridische aard van de feiten en de gedraging van de verdachte. Het hof overweegt dat het niet voldoen aan fiscale verplichtingen (zoals schending administratieplicht) andere feiten zijn dan het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte. De feiten zijn strafbaar gesteld in een andere delictsomschrijving en er zijn andere strafmaxima. Ook zijn er feitelijke verschillen in tijd en uitvoering. De verplichting tot het voeren van een deugdelijke administratie heeft een voortdurend karakter en is nauw verweven met de bedrijfsvoering van een onderneming. Het doen van belastingaangifte is daarentegen een momentopname. De conclusie luidt dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’.
Conclusie van A-G Van Wees
In de conclusie gaat de A-G in op de vraag of sprake is van hetzelfde feit. Is daar namelijk sprake van, dan kan mogelijk een beroep worden gedaan op het ne bis in idem-beginsel. Iemand mag namelijk niet twee keer worden vervolgd voor hetzelfde feit. Is dit beginsel geschonden, dan zou het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de strafvervolging omdat er al een fiscale boete voor ‘hetzelfde feit’ zou zijn opgelegd. Een geslaagd beroep op het beginsel heeft dan verstrekkende gevolgen.
Is dit beginsel geschonden, dan zou het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de strafvervolging
Volgens de A-G is geen sprake van hetzelfde feit. Hij benoemt dat de verdediging in deze zaak een ‘sterke onderlinge verwevenheid’ ziet tussen de gedragingen die ten grondslag liggen aan de vaststellingsovereenkomst die met de Belastingdienst is gesloten (en waarin een fiscale boete is bepaald) en de gedragingen die worden verweten in de strafzaken. De beredenering is: omdat geen adequate administratie werd bijgehouden, kon geen juiste aangifte worden gedaan. Dit overtuigt de A-G niet. Volgens hem falen de cassatiemiddelen, dus hij adviseert de Hoge Raad om de zaak af te doen onder verwijzing naar art. 81 lid 1 RO.
Tot slot
Over deze conclusie van de A-G schreef ik een annotatie voor NLFiscaal. Ik ben groot voorstander van een niet te juridische uitleg van ‘hetzelfde feit’, omdat moet worden voorkomen dat iemand twee keer voor hetzelfde wordt vervolgd. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kijkt namelijk naar de onderliggende feiten om te beoordelen of eenzelfde gedrag twee maal wordt vervolgd of bestraft. Een te sterke nadruk op de juridische kwalificatie kan ertoe leiden dat hetzelfde feit wel twee keer zou kunnen worden vervolgd en berecht.
Gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad zal de uitkomst van het arrest niet verrassend zijn.
Meer weten?
De annotatie is te vinden via NLF 2025/688.
———————————————————
[1] Conclusie A-G Van Wees 18 maart 2025, ECLI:NL:PHR:2025:338.
[2] Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 10 augustus 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:147 en ECLI:NL:OGHACMB:2023:149.


