Beroepsverbod als bijkomende straf voor belastingfraude en het verstrekken van valse o vervalste stukken aan de Belastingdienst
7 oktober 2025
Rechtbank Overijssel heeft onlangs een beroepsverbod opgelegd als bijkomende straf aan een ondernemer die werd verdacht van belastingfraude en het verstrekken van valse of vervalste stukken aan de Belastingdienst. Een beroepsverbod kan als bijkomende straf naast de hoofdstraffen worden opgelegd [1].
De feiten van de zaak
De verdachte werd verweten dat hij onjuiste belastingaangiften had gedaan (voor de eenmanszaak), valse of vervalste stukken aan de Belastingdienst heeft verstrekt en feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste belastingaangiften.
De Belastingdienst had een controle ingesteld naar de aangiften omzetbelasting en concludeerde bijvoorbeeld bij 1 bedrijf dat op basis van de kosten en inkopen er een bedrag van circa € 2.000 als voorbelasting kon worden geclaimd, in plaats van het bedrag van circa € 47.000 dat in de aangiften was opgenomen. De Belastingdienst becijferde het nadeel voor de jaren 2020 tot en met 2022 op circa € 45.000.
Tijdens een doorzoeking werd geen boekhouding of administratie aangetroffen, en daarmee ook geen facturen die de geclaimde voorbelasting konden onderbouwen.
Naar aanleiding van een verzoek van de Belastingdienst om aanvullende informatie had de verdachte facturen toegestuurd. Uit een check van de bankafschriften bleek dat er geen bij- of afschrijvingen te relateren waren aan de facturen. Ter zitting verklaarde de verdachte dat hij de facturen nog niet had betaald of had verrekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank betrekt in de beoordeling dat op grond van een analyse van de bankafschriften van werkelijke prestaties niet is gebleken, dat bij de doorzoeking geen administratie (of facturen) is aangetroffen en dat de verdachte tijdens het FIOD-verhoor niets heeft gezegd over eventuele facturen. Ook betrekt de rechtbank hierbij de gang van zaken rondom de door de verdachte overgelegde facturen aan de Belastingdienst.
Van belang voor de rechtbank is ook de chatconversatie met een partner over de facturen en dat de verdachte ”wel vouchers inkoopt als loyaliteitsdingetje”, in combinatie met het opmaken van facturen retourcommissie via een boekhoudprogramma. De rechtbank oordeelt dat de facturen geantedateerd zijn en pas zijn opgemaakt nadat de Belastingdienst erom vroeg.
Nu ervan wordt uitgegaan dat de verdachte valse facturen heeft opgemaakt, kan de conclusie volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan.
Om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan soortgelijke feiten wordt een beroepsverbod opgelegd
De op te leggen straf
De verdachte heeft omzetbelastingfraude gepleegd met zijn eenmanszaak en met een BV. Ter onderbouwing van 1 aangifte heeft hij valse facturen aan de Belastingdienst verstrekt. Dit heeft geleid tot een fiscaal nadeel van circa € 134.000. De rechtbank betrekt de justitiële documentatie van de verdachte bij de strafmaatoverwegingen. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder een transactie heeft voldaan en verder niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De reclassering heeft een reclasseringsrapport opgemaakt, maar kan geen risico’s inschatten omdat de verdachte heeft gezwegen tijdens de verhoren. Het beeld komt voor hen naar voren dat de verdachte iemand is die lang in strijd is met de instanties en het gevoel heeft dat hem onrecht wordt aangedaan. Het advies is om geen gevangenisstraf op te leggen, omdat een gebrek aan inkomen zal leiden tot betalingsachterstanden.
De rechtbank sluit aan bij de LOVS oriëntatiepunten, dat uitgaat van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden bij een nadeelbedrag tussen de € 125.000 en € 250.000. Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is, legt de rechtbank toch een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 6 maanden (met een proeftijd van 3 jaar). Om de ernst van de feiten te benadrukken, wordt ook een taakstraf van 240 uur opgelegd.
Ook legt de rechtbank een beroepsverbod op van 3 jaar. De verdachte had namelijk in zijn hoedanigheid als ondernemer valse facturen opgemaakt en aan de Belastingdienst verstrekt. Daarom wordt een verbod opgelegd om het beroep als bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen.
Tot slot
De rechtbank komt tot een veroordeling en strafoplegging in deze fiscale strafzaak. Hoewel de verdediging het standpunt had ingenomen om geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf en geen beroepsverbod op te leggen, heeft de rechtbank dit deels gevolgd. Het is een voorwaardelijke gevangenisstraf geworden, met taakstraf, maar wel met een beroepsverbod.
——————————
[1] Rechtbank Overijssel 22 september 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5662.


