Belastingfraude leidt tot beroepsverbod en publicatie naam in vonnis

27 mei 2025

De strafrechter kan diverse straffen en maatregelen opleggen. Zo kan de strafrechter een beroepsverbod opleggen en oordelen dat het vonnis met naam en toenaam openbaar wordt gemaakt. Dat betekent publicatie naam van de verdachte in de uitspraak die op rechtspraak.nl wordt gepubliceerd. Zo ook in zaak die speelde bij Rechtbank Oost-Brabant [1].

De feiten van de zaak

In deze zaak gaat het om een verdachte die in 2008 in staat van faillissement is verklaard, als gevolg van eerder gepleegde strafbare feiten. De verdachte en een mededader hebben beleggers voor meer dan € 40 miljoen benadeeld. Hiervoor is de verdachte persoonlijk aansprakelijk gesteld. Volgens de curator was het boedeltekort in het faillissement bijna € 80 miljoen.

De verdachte heeft, gedurende het faillissement, aanzienlijke inkomsten gegenereerd, op manieren dat op zich zelf vragen oproept volgens de rechtbank. Bij elke inkomensstroom die is onderzocht (o.a. verhuren dure auto’s, beleggingen in cryptovaluta) hebben getuigen verklaard dat zij zich opgelicht, bekocht of overdonderd voelden. 

Er is berekend dat door de verdachte en medeverdachte zo’n € 30.000-40.000 is uitgegeven, hetgeen in de periode tussen 2014 en 2019 neerkomt op circa € 1 miljoen. Deze inkomsten zijn verzwegen voor de curator en zijn aan de failliete boedel onttrokken. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude en bedrieglijke bankbreuk. Ook zijn onjuiste inlichtingen aan de curator verstrekt. Daarnaast zijn onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan over de jaren 2016 t/m 2018, omdat het genoten inkomen niet is opgegeven.  Er had een bedrag van circa € 300.000 aan belasting moeten worden betaald. 

Naast de faillissementsfraude en belastingfraude, is volgens de rechtbank ook sprake van niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrifte. 

Strafverzwarende en strafmatigende omstandigheden

Voor de rechtbank wordt als strafverzwarend meegewogen dat de verdachte in 2015 is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nadat hij die straf had uitgezeten is hij “opnieuw op schaamteloze wijze overgegaan tot het op grote schaal plegen van frauduleuze handelingen“. De eerdere veroordeling heeft de verdachte kennelijk niet weerhouden om opnieuw fraudedelicten te plegen, zo overweegt de rechtbank.

De fraude heeft stelselmatig, op grote schaal en gedurende een reeks van jaren plaatsgevonden. Het initiatief tot het plegen van fraude is van de verdachte uitgegaan. Hij heeft anderen in zijn handelen meegezogen en een luxe levensstijl onderhouden, ten koste van anderen.

Een verdachte heeft recht op berechting binnen een redelijke termijn, zoals voortvloeit uit o.a. art. 6 EVRM. Als vertrekpunt heeft de rechtbank de aanhouding door de FIOD gehanteerd. Er zijn geen omstandigheden gebleken dat het tijdsverloop geheel of gedeeltelijk aan de verdediging is te wijten. 

Gelet op de omvang van het onderzoek en de aard van de feiten oordeelt de rechtbank dat de redelijke termijn op 3 jaar moet worden gesteld. Dat betekent dat de redelijke termijn met 3,5 jaar is overschreden. Daarvoor zal de rechtbank de verdachte compenseren. 

De strafmodaliteit

Voor de strafmodaliteit wordt doorgaans aansluiting gezocht bij het benadelingsbedrag. De rechtbank stelt vast dat het benadelingsbedrag boven de € 1 miljoen is. De rechtbank zoekt aansluiting bij de LOVS oriëntatiepunten. Er is voor de rechtbank geen aanleiding om van deze oriëntatiepunten af te wijken. 

Uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank vrijheidsbeneming op zijn plaats. Er kan niet worden volstaan met een andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf.

Bij het bepalen van de strafmaat in fraudezaken wordt doorgaans aangesloten bij het benadelingsbedrag

 

Ook oordeelt de rechtbank dat het vonnis openbaar moet worden gemaakt. De verdachte is kennelijk hardleers in het plegen van frauduleuze delicten. Zakenpartners en anderen moeten voor hem worden gewaarschuwd. Dit wil de rechtbank bewerkstelligen door het vonnis, nadat dit onherroepelijk is, openbaar te maken door publicatie op rechtspraak.nl. 

Daarnaast heeft de verdachte gebruik gemaakt van rechtspersonen voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet ook aanleiding om een beroepsverbod van 5 jaar op te leggen, zodat hij zich niet mag inschrijven als bestuurder van een rechtspersoon of als zodanig in de praktijk te functioneren. 

Als de zaak binnen een redelijke termijn was berecht, dan had de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden redelijk en billijk gevonden. Door het tijdsverloop wordt dit gematigd tot 4 jaar (48 maanden).

Tot slot

Naast de verdachte wordt ook een medeverdachte veroordeeld voor niet-ambtelijke omkoping en het medeplegen van het gebruik van een vervalst curriculum vitae. Zij wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden (met een proeftijd van 2 jaar) [2]. Ook een andere verdachte wordt veroordeeld, voor het medeplegen van niet-ambtelijke omkoping en wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden (met een proeftijd van 2 jaar) [3].

In de hiervoor uitgebreid behandelde uitspraak komen 2 straffen terug: het beroepsverbod en de publicatie van de naam van de verdachte in het vonnis. Het lijkt erop dat deze straffen de laatste tijd vaker voorkomen in fraudezaken waarin een verdachte wordt veroordeeld. 

——————————

[1] Rechtbank Oost-Brabant 15 mei 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2770.

[2] Rechtbank Oost-Brabant 15 mei 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2775.

[3] Rechtbank Oost-Brabant 15 mei 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2776. 

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.