Geen schending uitputtingsbeginsel als inspecteur info uit buitenland gebruikt nadat dit aan belastingplichtige is gevraagd
23 september 2025
De vraag kan opkomen in hoeverre de inspecteur de voor de belastingheffing van belang zijnde gegeven dient te verkrijgen van de belastingplichtige zelf en in hoeverre de inspecteur zich daarvoor tot andere ‘bronnen’ kan wenden, zoals bijvoorbeeld het opvragen van informatie in het buitenland. Dat speelde in een tweetal zaken bij Rechtbank Gelderland [1].
De feiten in de zaak
In deze zaak had de Belastingdienst informatie ontvangen uit Duitsland, waaruit bleek dat de echtgenoot een bankrekening had aangehouden bij een Luxemburgse bank. Naar aanleiding hiervan is een ‘verklaring verificatie buitenlands vermogen’ aan beide echtgenoten gestuurd, waarna communicatie heeft plaatsgevonden tussen de belastingplichtigen en de inspecteur. Het formulier is niet ingevuld retour gezonden.
Enige tijd later heeft de Belastingdienst een verzoek tot informatie-uitwisseling gestuurd aan de Luxemburgse autoriteiten. Uit de van Luxemburg ontvangen informatie bleek dat de echtgenoot in de periode 1992 tot en met 2014 rekeninghouder was bij een Luxemburgse bank, met een totaal saldo van circa € 500.000.
De inspecteur kondigt vervolgens aan navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op te leggen en kondigt ook een vergripboete van 100% aan. Na ontvangst van de navorderingsaanslag hebben de belastingplichtigen hiertegen bezwaar gemaakt.
In de bezwaarfase verzoekt de inspecteur de belastingplichtigen om een ‘verklaring vermogen in het buitenland’ in te vullen. Hierna worden informatiebeschikkingen opgelegd, waarin opnieuw is verzocht om de verklaring in te vullen. Tegen de informatiebeschikkingen is eveneens bezwaar gemaakt.
In een civiele procedure heeft de kortgedingrechter geoordeeld dat de belastingplichtigen de gegevens over het vermogen aan de inspecteur moet verstrekken, door middel van het eerder uitgereikte formulier.
Het uitputtingsbeginsel
De belastingplichtige stelt dat de informatie die is verkregen van de Luxemburgse autoriteiten van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat de inspecteur eerst een informatiebeschikking had moeten uitreiken aan de belastingplichtige voordat tot de Luxemburgse autoriteiten zou worden gewend voor informatie-uitwisseling. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat hij zich wel eerst tot de belastingplichtige moet wenden, maar dat niet benodigd is dat dan ook een informatiebeschikking moet worden uitgevaardigd.
De inspecteur moet éérst informatie aan de belastingplichtige vragen, maar hoeft niet eerst een informatiebeschikking uit te vaardigen voordat internationaal informatie wordt opgevraagd
Volgens de rechtbank heeft de inspecteur voldaan aan de op hem rustende verplichting om zich eerst tot de belastingplichtige te wenden, alvorens hij zich tot de Luxemburgse autoriteiten wendde. Dat eerst een informatiebeschikking moet worden uitgevaardigd, vindt geen steun in het recht. Bovendien komt bewijsuitsluiting in het belastingrecht maar in uitzonderlijke gevallen aan de orde, namelijk als het bewijs op een wijze is verkregen die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelend overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar is. Er is gesteld noch gebleken dat dit het geval is.
Vereiste aangifte, omkering en verzwaring bewijslast en redelijke schatting
De rechtbank overweegt dat omkering en verzwaring van de bewijslast volgt als de vereiste aangifte niet is gedaan. Daarbij wordt overwogen dat deze bewijsregel met zich meebrengt dat de rechtbank de bewijslast omkeert en verzwaart, als de vaststaande feiten daartoe aanleiding geven, ongeacht wat de standpunten van procespartijen daarover zijn. De rechtbank verwijst hierbij naar een arrest uit 2022. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat ook als procespartijen het erover eens zijn dat de bewijslast niet moet worden omgekeerd en verzwaard, de rechter nog steeds tot het oordeel kan komen dat dit wel zo moet zijn. Ook andersom kan het zo zijn dat als partijen het erover eens zijn dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, de rechter tot een andersluidend oordeel komt [2].
Nu de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, moet worden beoordeeld of de aanslag in redelijkheid is vastgesteld. Dit is zo volgens de rechtbank, dus dan is het aan de belastingplichtige om overtuigend aan te tonen dat de correctie van de inspecteur niet juist. Aan die bewijslast heeft de belastingplichtige volgens de rechtbank niet voldaan.
De 100%-boete
De buitenlandse (verzwegen) bankrekening stond op naam van de echtgenoot. Dat betekent dat de inspecteur in de zaak van de echtgenote zich (in de beroepsprocedure) op het standpunt heeft gesteld dat de boete moet komen te vervallen, omdat hij onvoldoende aannemelijk kan maken dat aan de echtgenote een verwijt kan worden gemaakt [3].
Bij de echtgenoot overweegt de rechtbank dat de boete van 100% passend en geboden is en dat de inspecteur heeft doen blijken dat de echtgenoot opzettelijk een groot bedrag buiten het zicht van de Belastingdienst heeft gehouden, waardoor te weinig belasting is geheven. Ondanks dat de boetegrondslag is komen vast te staan met omkering en verzwaring van de bewijslast, ziet de rechtbank daarin geen grond voor matiging van de boete. Omdat de redelijke termijn is overschreden, matigt de rechtbank de boete wel met 20% [4].
Conclusie
Uit deze uitspraak vloeit voort hoe belangrijk het formele belastingrecht is. Omdat de vereiste aangifte niet is gedaan, volgt omkering en verzwaring van de bewijslast, waardoor de belastingplichtige overtuigend moet aantonen dat de correctie van de Belastingdienst niet juist is.
———————————————
[1] Rechtbank Gelderland 7 juli 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:5311 en ECLI:NL:RBGEL:2025:5312.
[2] Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1150, r.o. 4.2.2.
[3] Rechtbank Gelderland 7 juli 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:5311, r.o. 26-28.
[4] Rechtbank Gelderland 7 juli 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:5312, r.o. 23-29.


