Overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken: immateriële schadevergoeding en/of boetematiging
12 november 2024
Belastingprocedures kunnen door verschillende omstandigheden lang duren. Op grond van art. 6 EVRM en het daaraan ten grondslag liggende rechtszekerheidsbeginsel dienen belastinggeschillen binnen een redelijke termijn te worden beslecht. Als een belastingzaak te lang duurt, kan een belastingplichtige aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade en verzoeken om boetematiging. In dit blog worden de kaders daarvan uiteengezet.
De redelijke termijn in belastingzaken
In belastingprocedures wordt een belastingplichtige geconfronteerd met een belastingaanslag en soms een fiscale boete. Omdat fiscale boetes als criminal charge kwalificeren, kan een belastingplichtige zich ten aanzien van de fiscale boete beroepen op diverse rechten uit art. 6 EVRM. Een van die rechten is het recht op berechting binnen een redelijke termijn. De Hoge Raad heeft, zoals hierna zal blijken, bepaald dat het recht op beslechting van een geschil binnen een redelijke termijn ook geldt voor belastinggeschillen. Wordt de termijn overschreden, dan kan dat leiden tot vergoeding van immateriële schade en/of boetematiging.
Het vereiste van de redelijke termijn ook in belastinggeschillen
Voor belastinggeschillen kan geen beroep worden gedaan op art. 6 EVRM en het daaruit voortvloeiende recht op behandeling binnen een redelijke termijn. De Hoge Raad oordeelde in 2011 dat voor belastinggeschillen evenzeer geldt dat ze moeten worden beslecht binnen een redelijke termijn, op grond van het rechtzekerheidsbeginsel. Omdat het rechtzekerheidsbeginsel ten grondslag ligt aan art. 6 EVRM, sluit de Hoge Raad aan bij de rechtspraak van het EHRM over art. 6 EVRM [1].
Bij overschrijding van de redelijke termijn wordt ervan uitgegaan, behoudens bijzondere omstandigheden, dat sprake is van spanning en frustratie. Als de redelijke termijn wordt overschreden, kan het bestuursorgaan worden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade [2].
Wanneer vangt de redelijke termijn aan?
In het overzichtsarrest van de Hoge Raad uit 2016 wordt verwezen naar eerdere rechtspraak. Hieruit volgt dat in belastingzaken (let op, dit moet worden onderscheiden van fiscale boetezaken) de redelijke termijn start op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt. De termijn eindigt op het moment dat de rechter uitspraak doet in de procedure met betrekking tot het belastinggeschil [3].
In fiscale boetezaken vangt de redelijke termijn op een ander moment aan, namelijk op het moment “dat vanwege het betrokken bestuursorgaan jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd” [4].
Wat is een redelijke termijn?
Voor de vraag wat een redelijke termijn is in belastingzaken, sluit de Hoge Raad aan bij de redelijke termijn in fiscale boetezaken [5].
De redelijke termijn is:
- voor bezwaar en beroep: 2 jaar;
- voor hoger beroep: 2 jaar.
De redelijkheid van de termijn is afhankelijk van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de belastingplichtige/gemachtigde op het procesverloop, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan is behandeld en de wijze waarop de zaak door de rechter is behandeld [6]. Het is ook mogelijk dat er omstandigheden zijn die aanleiding geven tot verkorting van de termijn [7].
Als sprake is van een zeer gering financieel belang, dan kan dit als ‘bijzondere omstandigheid’ gelden waarbij de rechter kan volstaan met constatering dat de redelijke termijn is overschreden [8].
Voor belastinggeschillen heeft de Hoge Raad overwogen dat de redelijke termijn in cassatie 2 jaar is en de redelijke termijn na cassatie bij terugwijzing of verwijzing 1 jaar [9].
De Hoge Raad benadrukt dat voor de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden, niet alleen moet worden gekeken naar de verschillende fases (bezwaar, beroep, hoger beroep, etc.) maar ook naar de duur van de totale procedure [10].
Gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn
Matiging van de fiscale boete
Overschrijding van de redelijke termijn hoort te leiden tot matiging van de boete [11].
De Hoge Raad heeft in de strafrechtspraak geoordeeld dat bij overschrijding van de redelijke termijn geen vermindering wordt toegepast als de opgelegde straf een boete is van ten hoogste € 1.000. In dat geval kan de rechter volstaan met een constatering dat de redelijke termijn is overschreden [12]. De Hoge Raad is voor fiscale boetezaken bij deze rechtspraak aangesloten. De volgende uitgangspunten gelden hierbij:
- bij een overschrijding tussen de 0-6 maanden: een boetematiging van 5%;
- bij een overschrijding tussen de 6-12 maanden: een boetematiging van 10%;
- waarbij de vermindering niet meer bedraagt dan € 2.500;
- geen matiging wordt toegepast bij een boete die minder beloopt dan € 1.000 [13].
Immateriële schadevergoeding
Als de redelijke termijn is overschreden, dan wordt verondersteld dat de belastingplichtige immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De schadevergoeding bedraagt € 500 per half jaar dat de termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond [14].
In 2024 heeft de Hoge Raad de rechtspraak aangescherpt. Voorheen gold dat als sprake was van een zeer gering financieel belang (in belastingzaken, dit geldt dus niet bij fiscale boetes), de rechter bij overschrijding van de redelijke termijn kon volstaan met de enkele constatering ervan. De Hoge Raad verduidelijkt wat moet worden verstaan onder ‘financieel belang bij de procedure’ [15].
Voorheen was het vertrekpunt dat geen vergoeding van immateriële schade toegekend hoefde te worden bij een zaak met een financieel belang dat lager is dan € 15. Dit is nu herzien naar € 1.000 en de redelijke termijn moet met niet meer dan 12 maanden zijn overschreden. Is het financiële belang bij een procedure minder dan € 1.000, maar is de redelijke termijn met meer dan 12 maanden overschreden, dan beslist de rechter naar bevind van zaken [16].
Immateriële schadevergoeding en boetematiging?
Als de redelijke termijn is overschreden in een belastingprocedure over een belastingaanslag en boete, dan wordt de immateriële schadevergoeding en de boetematiging naast elkaar toegepast [17].
Tot slot
Als een belastingzaak onredelijk lang duurt, kan de belastingplichtige daardoor spanning en frustratie ondervinden. Een belastingplichtige kan bij overschrijding van de redelijke termijn verzoeken om een immateriële schadevergoeding en, als een fiscale boete is opgelegd, ook om matiging van de boete. Onlangs heeft de Hoge Raad de immateriële schadevergoeding aangescherpt, waardoor nu sprake moet zijn van een minimaal financieel belang van € 1.000.
——————————–
[1] Hoge Raad 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5046, r.o. 3.3.1.
[2] Hoge Raad 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5046, r.o. 3.3.1.
[3] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.2 t/m 3.3.2.
[4] Hoge Raad 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006, r.o. 4.2.
[5] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.4.1.
[6] Hoge Raad 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006, r.o. 4.3 t/m 4.5.
[7] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.5.1.
[8] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.9.6.
[9] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.4.4 en 3.4.5.
[10] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.3.3.
[11] Hoge Raad 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006, r.o. 4.6.
[12] Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.6.2.
[13] Hoge Raad 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0191.
[14] Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.9.1. en 3.10.1.
[15] Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.3.1. e.v.
[16] Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.4.1. e.v.
[17] Hoge Raad 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5046, r.o. 3.3.4 en Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.9.1.


