Fiscale boete
Fiscale boetes kunnen worden opgelegd wanneer de Belastingdienst vaststelt dat de belastingwetgeving is overtreden. Dit hoeft niet altijd opzettelijk of grofschuldig te gebeuren. Ook bij kleine administratieve overtredingen kan een boete worden opgelegd.
De inspecteur kan een fiscale boete opleggen
De inspecteur heeft de mogelijkheid om diverse fiscale boetes op te leggen. Zo kan de inspecteur verzuimboetes opleggen, maar ook vergrijpboetes. Verzuimboetes zijn relatief ‘geringe’ boetes voor kleinere overtredingen. Het maximum boetebedrag is in de wet genoemd. Vergrijpboetes zijn hogere boetes en kennen een boetepercentage, bijv. 100% van de te weinig geheven belasting.
Verzuimboetes
Er kunnen door de inspecteur verschillende verzuimboetes worden opgelegd:
- art. 67a AWR: verzuimboete voor het niet (tijdig) indienen van de belastingaangifte (aanslagbelastingen zoals de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting);
- art. 67b AWR: verzuimboete voor het niet (tijdig) doen van aangifte voor belastingen die op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen (aangiftebelastingen, zoals de omzetbelasting en loonbelasting);
- art. 67c AWR: verzuimboete voor het (gedeeltelijk) niet of niet tijdig betalen van belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen (aangiftebelastingen, zoals de omzetbelasting en loonbelasting);
- art. 67ca AWR: verzuimboete voor het niet nakomen van diverse fiscale verplichtingen, zoals bijv. het niet (tijdig) verzoeken om een uitnodiging tot het doen van aangifte.
In de wet zijn maximumstraffen opgenomen. In het betreffende wetsartikel kan dus de maximumboete worden gevonden. Zo volgt uit art. 67a AWR dat een maximale verzuimboete van € 5.514 (2024) kan worden opgelegd. In het Besluit Bestuurlijke Boetes Belastingdienst (BBBB) zijn vervolgens nadere regels opgenomen voor de hoogte van de op te leggen boete. Zo bepaalt bijv. par. 21 BBBB dat ter zake van een aangifteverzuim een boete wordt opgelegd van 7% van het maximum. Hierin is ook bepaald dat in afwijking hiervan ook de maximale boete kan worden opgelegd, bijv. als een belastingplichtige stelselmatig in verzuim is. Het kan raadzaam zijn om het BBBB te checken als een boete is opgelegd, omdat voor elke fiscale boete beleid in het BBBB is opgenomen.
Afwezigheid van alle schuldng
Voor het opleggen van een verzuimboete is geen opzet of grove schuld vereist. Een verzuimboete mag niet worden opgelegd als sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). In dat geval wordt een belastingplichtige geacht niet in verzuim te zijn. Dit volgt o.a. uit par. 4 BBBB.
Op grond van de rechtspraak is sprake van avas als een belastingplichtige alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat er geen fiscale overtreding plaatsvond (bijv. dat tijdig aangifte werd gedaan, tijdig werd betaald, etc.). Dit criterium vloeit voort uit een arrest van de Hoge Raad [1].
De rechtspraak of sprake is van afwezigheid van alle schuld is erg feitelijk. Er is niet 1 regel te geven wanneer er wel en wanneer er geen sprake van is. Het is wellicht mogelijk om op grond van de feiten en omstandigheden te beargumenteren dat sprake is van avas en dat daarom de boete niet mag worden opgelegd of moet worden vernietigd.
Vergrijpboetes
De inspecteur kan verschillende vergrijpboetes opleggen:
- Art. 67cc AWR: vergrijpboete voor als onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt in een voorlopige aanslag of een verzoek om herziening;
- art. 67d AWR: vergrijpboete voor als een aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig is gedaan (aanslagbelastingen);
- art. 67e AWR: vergrijpboete voor als een aanslag wegens opzet of grove schuld van de belastingplichtige tot een te laag bedrag is vastgesteld en de inspecteur hierover wil navorderen (aanslagbelastingen);
- art. 67f AWR: vergrijpboete voor als het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten is dat de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen (gedeeltelijk) niet of niet tijdig is betaald (aangiftebelastingen); en
- art. 10a AWR: vergrijpboete voor als een belasting- of inhoudingsplichtige niet (tijdig) uit eigen beweging mededeling doen van onjuistheden of onvolledigheden in de belastingheffing.
De op te leggen boetes bedragen ten hoogste 100% van de boetegrondslag. Bij de vergrijpboete van art. 67d AWR en 67e AWR wordt de maximale boete verhoogd naar 300%, als de aanslag of navorderingsaanslag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
Art. 67n AWR: inkeerregeling
In art. 67n AWR is de inkeerregeling opgenomen. Op grond van de inkeerregeling wordt geen vergrijpboete opgelegd als een belastingplichtige uiterlijk 2 jaar nadat hij een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan, alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden.
Als wordt ingekeerd na de termijn van 2 jaar, dan is dit een omstandigheid die aanleiding geeft tot matiging van de vergrijpboete (art. 67n, lid 2 AWR).
De inkeerregeling is door de jaren heen versoberd (art. 67n, lid 3 AWR) Dat betekent dat de inkeerregeling geen betrekking heeft op inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) of inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
De inkeerregeling voor vergrijpboeten voor aanslagbelastingen (zoals de inkomstenbelasting) is geregeld in art. 67n AWR. De inkeerregeling voor aangiftebelastingen (zoals de omzetbelasting) is geregeld in par. 25 BBBB.
Fiscale boete moet passend en geboden zijn
Het opleggen van een fiscale boete is maatwerk. Een boete moet namelijk passend en geboden zijn (art. 5:46 Algemene wet bestuursrecht), omdat het een vorm van straftoemeting is.
Op grond van par. 6 BBBB gaat de inspecteur uit van de percentages die in het BBBB worden genoemd. De inspecteur houdt echter rekening met de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een hogere of lagere boete. In par. 7 BBBB zijn strafverminderende omstandigheden opgenomen en in par. 8 BBBB strafverhogende omstandigheden.
Pleitbaar standpunt
Als sprake is van een pleitbaar standpunt, dan mag de inspecteur geen boete opleggen of (als de boete al is opgelegd) dan dient de boete te worden vernietigd. Dit volgt ook uit par. 4 BBBB en geldt voor zowel verzuimboetes als vergrijpboetes.
Par. 4, lid 2 BBBB definieert een pleitbaar standpunt: “Van een pleitbaar standpunt is sprake als een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen.”
In wat het Credit Suisse-arrest wordt genoemd oordeelde de Hoge Raad over het pleitbaar standpunt [2]. Het pleitbaar standpunt moet objectief worden uitgelegd. Het is hierbij niet van belang of de belastingplichtige het pleitbare standpunt ten tijde van het doen van de belastingaangifte voor ogen stond.
De rechtspraak over een pleitbaar standpunt is feitelijk. Het is wellicht mogelijk om op grond van de feiten en omstandigheden te beargumenteren dat sprake is van een pleitbaar standpunt en dat daarom de boete niet mag worden opgelegd of moet worden vernietigd.
Fiscale boete of strafrecht?
Als de inspecteur constateert dat er een fiscaal nadeel van ten minste € 20.000 is, dan overlegt hij met de boete-fraudecoördinator. De boete-fraudecoördinator beoordeelt vervolgens of voor dit bedrag vermoedelijk sprake is van opzet (zie par. 15 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst). Vervolgens vindt op grond van het AAFD Protocol 2023 overleg plaats tussen de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie, als het fiscale nadeel € 100.000 of meer bedraagt. Ook bij een nadeel van € 100.000 of minder vindt overleg plaats, als sprake is van een of meer aanvullende wegingscriteria. Er wordt dan bepaald of een zaak fiscaal wordt afgedaan met een fiscale boete of dat een zaak strafrechtelijk wordt vervolgd.
Maatwerk
Elke zaak is anders, dus het vereist maatwerk om te bekijken welke stappen het beste kunnen worden gezet om zo op de best mogelijke manier verweer te voeren tegen een aangekondigde fiscale boete of een opgelegde fiscale boete.
Een expertise ten aanzien van zowel het belastingrecht als het strafrecht draagt bij aan het voeren van een optimale verdediging. Er zijn immers veel specifieke aspecten die bij de verweren tegen een fiscale boete kunnen worden betrokken, zoals het ne bis in idem/una via-beginsel (wat betekent dat er 1 weg moet worden gekozen: fiscaal beboeten of strafrechtelijk vervolgen), het pleitbaar standpunt, de inkeerregeling en diverse rechten uit art. 6 EVRM (dat het recht op een eerlijk proces waarborgt, zoals het zwijgrecht en het nemo tenetur-beginsel).
———————————————————————————
[1] Hoge Raad van 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184.
[2] Hoge Raad 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:638.


