Valsheid in geschrifte
Valsheid in geschrifte is een strafbaar feit dat is opgenomen in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Bij valsheid in geschrifte worden twee ‘vormen’ onderscheiden. Dat is het valselijk opmaken of vervalsen van een document (art. 225, lid 1 Sr) en het gebruikmaken van een vals of vervalst document (art. 225, lid 2 Sr). Voorbeelden zijn het plaatsen van een valse handtekening, het antedateren van een overeenkomst, of het vervalsen van officiële documenten. Het oogmerk moet bestaan om het document als echt te gebruiken.
Wat is valsheid in geschrifte?
Een mogelijke situatie waar valsheid in geschrifte aan de orde kan komen betreft belastingfraude. Stel dat iemand een onjuiste belastingaangifte doet en de Belastingdienst een controle instelt naar die desbetreffende belastingaangifte. Ter onderbouwing van de onjuiste belastingaangifte kunnen valse facturen worden opgemaakt of bestaande facturen worden vervalst. Deze valse of vervalste facturen kunnen vervolgens tijdens het onderzoek van de Belastingdienst aan de Belastingdienst worden overhandigd [1].
Samenloop belastingfraude en valsheid in geschrifte
Vanwege een mogelijke samenloop tussen belastingfraude en valsheid in geschrifte, is in art. 69, lid 4 AWR bepaald dat als een feit zowel onder art. 225, lid 2 Sr als art. 69 AWR valt, dat een strafvervolging op grond van art. 225, lid 2 Sr is uitgesloten. Dit wordt de vervolgingsuitsluitingsgrond genoemd. De achterliggende gedachte is dat de wetgever niet heeft gewild dat fiscaal strafrechtelijke waarborgen kunnen worden omzeild doordat het Openbaar Ministerie fiscaal strafrechtelijke feiten niet als zodanig strafrechtelijk vervolgd maar als een commuun delict strafrechtelijk vervolgd (zoals in dit geval valsheid in geschrifte)[2]. Art. 69 lid 4 AWR bepaalt dan dat het Openbaar Ministerie strafrechtelijk moet vervolgen voor het fiscale delict en niet het commune delict.
De rechtspraak hieromtrent is specifiek. Zo ‘beperkt’ art. 69 AWR zich tot een strafvervolging van een onjuiste of onvolledig gedane ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’ [3]. Als bijv. een verdachte wordt vervolgd voor valsheid in geschrifte wegens het overleggen van valse facturen bij een bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag, dan is geen sprake van een ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’. Daardoor is de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69, lid 4 AWR niet van toepassing [4].
De Hoge Raad oordeelde in 2020 dat art. 69 AWR een kwaliteitsdelict betreft, waardoor alleen degene die over de vereiste kwaliteit beschikt hiervoor strafrechtelijk kan worden vervolgd. Dat is diegene tot wie de uitnodiging tot het doen van aangifte is gericht. De Hoge Raad overwoog dat ook anderen in zo’n situatie, onder omstandigheden, strafrechtelijk kunnen worden vervolgd, en dan op grond van art. 225, lid 2 Sr. Die bepaling is immers tot eenieder gericht, waardoor geen speciale kwaliteit is vereist [5].
Vallen de gedragingen van art. 225, lid 1 Sr ook onder de vervolgingsuitsluitingsgrond?
In de wet is specifiek opgenomen dat de vervolgingsuitsluitingsgrond geldt voor de gedragingen die onder art. 225, lid 2 Sr strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. Er zijn echter scenario’s denkbaar waarbij de gedragingen die onder art. 225, lid 1 Sr vallen zo nauw samenhangen met art. 69 AWR, dat kan worden gesteld dat dit ook onder de vervolgingsuitsluitingsgrond zou moeten vallen.
De rechtspraak is hierin niet eenduidig. Zo oordeelde een rechtbank dat moet worden gekeken naar de feiten en omstandigheden en niet naar de juridische vertaling daarvan op de tenlastelegging [6].
Rechtbank Amsterdam oordeelde dat het onjuist doen van belastingaangifte ten laste was gelegd (art. 69 AWR) en het vals opmaken van belastingaangiften (art. 225, lid 1 Sr). Nu deze gedragingen volgens de rechtbank volledig met elkaar samenvallen, neemt de rechtbank specialiteit aan van de AWR ten aanzien van art. 225, lid 1 Sr. Het Openbaar Ministerie wordt voor dat deel niet-ontvankelijk verklaard [7]. Tegenover deze uitspraak staat een andersluidende uitspraak van Hof Amsterdam. Daarin is geoordeeld dat de vervolgingsuitsluitingsgrond van art. 69, lid 4 AWR niet van toepassing is voor gedragingen die onder art. 225, lid 1 Sr vallen [8].
Maatwerk
Valsheid in geschrifte komt vaak voor in complexe fraudezaken waarbij ook andere delicten, zoals oplichting. fraude of witwassen, aan de orde zijn. Het is van belang dat een advocaat met diepgaande kennis van het strafrecht en ervaring met fraudeonderzoeken u bijstaat. Dit soort zaken vereisen een zorgvuldige en strategische verdediging.
———————————————————————————-
[1] Bijv. Rb. Overijssel 1 februari 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:549. Zie ook Rb. Amsterdam 17 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7179.
[2] Hof Amsterdam 25 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4241.
[3] Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:121.
[4] Hof Amsterdam 4 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:20220:2976.
[5] Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:121, r.o. 2.5..
[6] Rb. Zeeland-West-Brabant 20 februari 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ1739.
[7] Rb. Amsterdam 27 juli 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:4722.
[8] Hof Amsterdam 25 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4241.


