Procesafspraken in een door het Europees Openbaar Ministerie vervolgde strafzaak

3 juni 2025

Sinds 1 juli 2021 is het Europees Openbaar Ministerie operationeel. Het EOM is kort gezegd bevoegd om in de Europese Unie strafbare feiten die ten koste gaan van de EU-begroting (zoals bijv. btw-fraude) te onderzoeken en te vervolgen (zoals voortvloeit uit de Verordening EU 2017/1939). Dit kan ertoe leiden dat iemand als verdachte wordt aangemerkt in een strafzaak onder leiding van het EOM, naar bijv. grensoverschrijdende btw-fraude. Zo ook in een zaak bij Rechtbank Rotterdam van 28 mei 2025 [1].

De feiten in de zaak

Bij de Belastingdienst zijn meerdere SCAC-verzoeken binnengekomen uit andere landen, omdat de verzoekende autoriteiten hadden gezien dat er betalingen werden gedaan door bedrijf 1 (het bedrijf van verdachte) aan buitenlandse ondernemingen. De verzoekende autoriteiten wilden daar graag een onderbouwing voor ontvangen. Ook bleek uit onderzoek dat diverse bedrijven gelden overmaakte naar bedrijf 1.

Volgens het Europees Openbaar Ministerie was bedrijf 1 een ‘ploffer’, waarbij tegen het 0%-tarief werd ingekocht in het buitenland en in het binnenland werd verkocht tegen 21% btw, maar geen btw-aangiften werden gedaan. Hiermee leek bedrijf 1 deel uit te maken van een criminele organisatie die grensoverschrijdende btw-fraude zou plegen.

Uit een cross-matching report bleek dat er in Duitsland al een EOM-onderzoek liep en dat de totale schade op circa € 40 miljoen werd begroot. De naam van verdachte werd als 1 van de betrokkenen genoemd. De Nederlands gedelegeerd aanklager van het EOM beraamde het nadeel op meer dan € 10 miljoen.

Ontvankelijkheid van het Europees Openbaar Ministerie?

Bij de rechtbank is de vraag of het EOM ontvankelijk is in de vervolging. De verdediging bepleitte dat het EOM pas bevoegd is vanaf een nadeel van € 10 miljoen. De fraude bij bedrijf 1 is geen onderdeel van een grotere frauduleuze constructie, zodat het drempelbedrag van € 10 miljoen niet wordt gehaald. 

De rechtbank overweegt dat er procedureregels zijn op grond waarvan zaken in opsporing kunnen worden genomen door het EOM. Binnen het EOM zijn er ‘permanent chambers’ die de onderzoeken en strafvervolgingen monitoren en daaraan leiding geven. In de onderhavige zaak is een ‘permanent chamber’ betrokken geweest en de procesafspraak is ook aan die ‘permanent chamber’ voorgelegd (en goedgekeurd). Volgens de rechtbank is volgens de procedureregels gehandeld.

Het EOM is belast met het onderzoeken, vervolgen en voor de rechter brengen van daders en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden

 

Bij grensoverschrijdende btw-zaken kan het EOM diens bevoegdheid uitoefenen, bij een totale schade van € 10 miljoen of meer. Daarnaast is het EOM bevoegd voor strafbare feiten die verband houden met deelname aan een criminele organisatie. De ’totale schade’ heeft betrekking op de ‘geraamde schade’ die voortvloeit uit de gehele frauduleuze constructie. Als gedurende het onderzoek blijkt dat de totale schade lager uitvalt dan € 10 miljoen, dan moet de zaak worden verwezen/teruggewezen naar de nationale autoriteiten.

Het EOM stelt in deze zaak dat de schade voor, tijdens en aan het einde van het onderzoek boven de € 10 miljoen uitkwam. De rechtbank overweegt dat de bevoegdheidsvraag terughoudend moet worden getoetst. Er moet “slechts beoordeeld [worden] of een redelijk handelend EOM tot een raming kon komen van die totale schade van meer dan € 10 miljoen”. 

Zoals volgt uit de hiervoor aangehaalde feiten is volgens de rechtbank voldaan aan het drempelbedrag van € 10 miljoen. Het Europees Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk.

Procesafspraken

Door het EOM en de verdediging zijn procesafspraken gemaakt, die zijn voorgelegd aan de rechtbank. De rechtbank toetst deze procesafspraken aan de kaders die de Hoge Raad daarvoor heeft geschetst [2].

Het EOM heeft een bewezenverklaring van het tenlastegelegde gevorderd en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 197 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uur.

De rechtbank betrekt bij de straftoemeting dat btw-fraude een grove inbreuk maakt op het door de Belastingdienst gehanteerde systeem en dat de verdachte gedurende het onderzoek op geen enkele wijze uitleg heeft gegeven (en dus geen verantwoordelijkheid heeft genomen). De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op zijn broze gezondheidssituatie.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de procesafspraak in voldoende mate recht doet aan de ernst van het misdrijf en in redelijke verhouding staat tot het dossier en een redelijke straf is in deze zaak. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, acht de rechtbank niet passend. Mede gelet op het tijdsverloop, de faciliterende rol van de verdachte, het door hem behaalde voordeel en zijn persoonlijke omstandigheden.

Tot slot

De rechtbank sluit zich in deze EOM-zaak aan bij de door de verdediging van de verdachte en het EOM gemaakte procesafspraken. 

——————————

[1] Rechtbank Rotterdam 28 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:6285.

[2] Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.