De redelijke termijn in strafzaken
Arrest Hoge Raad 9 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1013
16 juli 2024
Op grond van art. 6 EVRM heeft een verdachte recht op behandeling van diens zaak binnen een redelijke termijn. De Hoge Raad heeft in diverse arresten verduidelijkt wat de redelijke termijn in strafzaken is, wanneer deze redelijke termijn aanvangt en wat de consequenties zijn bij overschrijding van de redelijke termijn. Op 9 juli 2024 heeft de Hoge Raad een nieuw arrest gewezen waarin de overwegingen met betrekking tot het aanvangsmoment van de redelijke termijn worden herhaald.
De redelijke termijn in strafzaken
In het arrest van 17 juni 2008 herijkte de Hoge Raad de regels inzake overschrijding van de redelijke termijn. De achtergrond van de redelijke termijn uit art. 6 EVRM (en art. 14, lid 3 IVBPR) is daarin gelegen dat een verdachte niet langer dan redelijk is onder dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Daarnaast zijn er andere redenen die nopen tot een voortvarende behandeling van strafzaken. Daarbij kan worden gedacht aan de preventie werking die ervan uit moet gaan, de belangen van het slachtoffer en het ongunstige tijdsverloop op de beoordeling van de feiten (bijv. door het verbleken van de herinneringen).
In het kort komt het erop neer dat de redelijke termijn is overschreden als de zaak niet binnen 2 jaar door de rechtbank met een eindvonnis is afgerond (r.o. 3.14). Dit is behoudens bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of de raadsman op het procesverloop en de wijze waarop door de bevoegde autoriteiten is gehandeld (r.o. 3.13.1)
In hoger beroep geldt eveneens een redelijke termijn van 2 jaar (r.o. 3.16). Voor de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet het tijdsverloop van elke fase afzondering worden beoordeeld (Hoge Raad 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197).
Kan een overschrijding in de ene fase worden gecompenseerd in de andere fase?
Het is mogelijk dat een overschrijding in de ene fase (bijv. in eerste aanleg bij de rechtbank) wordt gecompenseerd in de andere fase (hoger beroep bij het hof). Er kan worden volstaan met een constatering als sprake is van een beperkte overschrijding in 1 fase en de gehele procedure is afgerond binnen het totaal van de voor elk van de procesfasen geldende termijnen. Dat is in dit geval binnen 4 jaar (2 jaar beroep en 2 jaar hoger beroep, Hoge Raad 22 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:409). In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat een overschrijding van 11 maanden geen ‘beperkte’ overschrijding is.
In 1 zaak was de redelijke termijn in hoger beroep overschreden met 1 jaar en 2 maanden. Het hof had geoordeeld dat de gehele procedure (rechtbank en hof) binnen 4 jaar was afgerond. Dat is dus binnen de totale redelijke termijn die voor beide fases is bepaald. Echter, er moet ook worden beoordeeld of de overschrijding ‘beperkt’ is. Dat was het in dit geval niet (Hoge Raad 22 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:363). Enkel een beperkte overschrijding bij 1 fase kan worden gecompenseerd in de andere fase.
De gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken
In het arrest uit 2008 oordeelde de Hoge Raad dat een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Ook niet in uitzonderingsgevallen (zie ook Hoge Raad 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2059) De regel is dat een overschrijding wordt gecompenseerd in de straftoemeting (r.o. 3.21). Mocht door het grote tijdsverloop de vaststelling van de feiten niet meer mogelijk zijn, dan kan de rechter dat betrekken bij de vraag of de ‘proceedings as a whole’ nog eerlijk zijn. Dat kan dan leiden tot een vrijspraak (Hoge Raad 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1009). Dat gaat dus niet via de route van de overschrijding van de redelijke termijn.
Het staat de rechter vrij om, na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, te volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden (r.o. 3.23).
De vermindering is afhankelijk van de mate waarin de termijn is overschreden (r.o. 3.6):
- minder dan 6 maanden: 5%
- meer dan 6, maar minder dan 12 maanden: 10%.
De omvang van de vermindering draagt bij een gevangenisstraf of taakstraf niet meer dan de duur van de overschrijding van de redelijke termijn, maar nooit meer dan 6 maanden. Bij een taakstraf bedraagt de vermindering niet meer dan 25 uur en bij een geldboete niet meer dan € 2.500.
Er wordt geen vermindering toegepast als het gaat om een geheel voorwaardelijke straf. Ook wordt geen vermindering toegepast als de onvoorwaardelijke straf minder is dan 1 maand gevangenisstraf/hechtenis, 100 uur taakstraf of € 1.000 boete.
Wanneer kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden?
Zoals uit de rechtspraak hiervoor volgt, kan met de enkele constatering worden volstaan als sprake is van een beperkte overschrijding van de redelijke termijn in 1 fase en de totale procedure binnen de redelijke termijn van alle fases blijft (ECLI:NL:HR:2022:409).
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad op 26 maart 2024 (ECLI:NL:HR:2024:492) opnieuw over de redelijke termijn en wederom onder verwijzing naar het arrest uit 2008. Er zijn volgens de Hoge Raad nog andere situaties dan hiervoor genoemd waarin de rechter kan volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Daarvan is sprake als:
- de overschrijding van de redelijke termijn minder dan 1 maand bedraagt; of
- een gevangenisstraf of taakstraf is opgelegd van een beperkt aantal weken of maanden, waarbij een vermindering op basis van de percentages leidt tot een uitkomst van nihil.
Volgens de Hoge Raad is met name in gevallen waarin de ernst van de inbreuk van betrekking geringe aard is (gelet op de mate van de overschrijding en/of in het licht van de duur of omvang van de opgelegde straf of maatregel) geen grond om een rechtsgevolg te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn.
In deze zaak had het hof arrest gewezen op 10 maart 2022. De Hoge Raad wijst arrest op 26 maart 2024, waardoor de redelijke termijn van 2 jaren is overschreden met circa 2 weken. Er was een gevangenisstraf opgelegd van 11 dagen en een taakstraf van 30 uur. De Hoge Raad oordeelt dat kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en dat er geen ander rechtsgevolg aan verbonden hoeft te worden.
Aanvang van de redelijke termijn
De redelijke termijn vangt aan op “het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld” (arrest Hoge Raad 2008, r.o. 3.12.1). De Hoge Raad benoemt hierbij specifiek dat het eerste verhoor van de verdachte door de politie niet steeds als een zodanige handeling heeft te gelden. Dat geldt wel voor de inverzekeringstelling en de betekening van de dagvaarding.
De feitenrechtspraak is hierover wisselend. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan een eerste verhoor wel als startpunt gelden voor de redelijke termijn.
Arrest Hoge Raad 9 juli 2024
In het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2024 verwijst de Hoge Raad wederom naar het hiervoor aangehaalde arrest van 17 juni 2008. Daarbij wordt de rechtsregel herhaalt dat de redelijke termijn aanvangt op het moment dat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat jegens hem een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor is niet per se zo’n handeling, maar dat is de inverzekeringstelling wel.
In deze zaak was de verdachte in juni 2015 al in verzekering gesteld (en in september 2015 de voorlopige hechtenis is opgeheven), maar had het hof geoordeeld dat de redelijke termijn startte in mei 2018, zijnde het moment waarop de verdachte op basis van een bevel gevangenneming (opnieuw) in voorlopige hechtenis werd genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn is aangevangen in 2015 (met de inverzekeringstelling), maar dat voor de vraag of de termijn redelijk is wel de duur van de voorlopige hechtenis en vrijheidsbeneming kan worden meegewogen.
De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn is geschonden en dat de opgelegde gevangenisstraf moet worden verminderd van 17 jaren naar 16 jaar en 6 maanden.
Conclusie
Een overschrijding van de redelijke termijn kan leiden tot strafvermindering. De uitgangspunten daarvoor heeft de Hoge Raad in het arrest uit 2008 geschetst en in de jaren daarna herhaalt. Anno 2024 zijn die rechtsregels nog steeds actueel.
Molenstraat 10
4701 JS Roosendaal
Plan je afspraak hier


