Kan het bewijs voor een beboetbaar feit worden geleverd door middel van een bewijsvermoeden?

Vijftal conclusies van A-G Koopman van 5 juli 2024 (gepubliceerd op 19 juli 2024)

22 juli 2024

Advocaat-Generaal Koopman wees op 5 juli 2024 een vijftal conclusies over de bewijsmaatstaf bij bestuurlijke boetes. Bij deze vijf conclusies, die op 19 juli 2024, zijn gepubliceerd, hoort een gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2024:774). De A-G gaat in op de vraag of  door de inspecteur gebruik kan worden gemaakt van bewijsvermoedens voor het leveren van bewijs van een beboetbaar feit.

KBLux-zaak uit 2011: het gebruik van bewijsvermoedens

In 2011 oordeelde de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2011:BN6324) dat aan een belastingplichtige geen boete kan worden opgelegd als het bewijs ontbreekt dat hij het beboetbare feit heeft gepleegd. Gelet op de onschuldpresumptie blijft de bewijslast dat de belastingplichtige een beboetbaar feit zou hebben gepleegd rusten op de inspecteur (r.o. 4.5.2). Het vermoeden dient te worden ontleend aan gegevens die voldoende sterke aanwijzingen geven (r.o. 4.8.4).

Ook uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat de bewijslast van een beboetbaar feit op de inspecteur rust. In geval van twijfel moet het voordeel van die twijfel aan de belastingplichtige worden gegund. Voor het bewijs mag gebruik worden gemaakt van vermoedens. Het gebruik van vermoedens mag er echter niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belastingplichtige. Het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (r.o. 4.8.3).

Weerlegging van een bewijsvermoeden

Circa 10 jaar geleden, op 28 juni 2013, oordeelde de Hoge Raad opnieuw over het gebruik van bewijsvermoedens als bewijs voor een beboetbaar feit (ECLI:NL:HR:2013:63), onder verwijzing naar het hiervoor genoemde arrest uit 2011.

Als een belastingplichtige zich wil verweren tegen een bewijsvermoeden, kan dat ‘door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, dan wel andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken, waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd  (r.o. 3.5.3).

Arrest Hoge Raad 8 april 2022: overtuigend aantonen bij boetes

Het belang van het gebruik van bewijsvermoedens is opgekomen na het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:526). Hieruit volgt dat voor het leveren van bewijs van een bestanddeel van een beboetbaar feit (zoals bijv. voorwaardelijk opzet), de waarborgen uit art. 6, lid 2 EVRM in acht moeten worden genomen. Dat betekent dat de bewijslast op de inspecteur rust en dat in geval van twijfel het voordeel van de twijfel aan de belastingplichtige moet worden gegund. “Dit betekent dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan.3 Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken”, die inhoudt dat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond.”

De inspecteur moet het bewijs van een beboetbaar feit dus ‘overtuigend aantonen’ en kan niet volstaan met ‘aannemelijk maken’.

De Hoge Raad heeft deze maatstaf o.a. herhaald in het arrest van 3 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:97). In dit arrest oordeelde de Hoge Raad: “Voor de beantwoording van de vraag of (voorwaardelijk) opzet aanwezig is, is mede van belang dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de betrokkene dat gevolg heeft gewild of althans de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard”. 

Hoe verhoudt 'overtuigend aantonen' zich tot het gebruik van een bewijsvermoeden?

A-G Koopman verwoordt een bewijsvermoeden in zijn gemeenschappelijke bijlage als volgt (r.o. 2.10): “Het begrip ‘bewijs door vermoedens’ wordt dus gehanteerd om door middel van een redenering (de bewijsredenering) de stap te zetten – of te onderzoeken of de stap kan worden gezet – van de feiten die daadwerkelijk vaststaan (het indirect bewijs) naar de feiten die moeten vaststaan om een rechtsgevolg te doen intreden (de rechtsfeiten). Dit speelt in alle rechtsgebieden; ‘bewijs door vermoedens’ is niet een specifiek fiscaal of bestuursrechtelijk fenomeen”.

In de gemeenschappelijke bijlage gaat A-G Koopman in op de vraag of door vermoedens een feit overtuigend kan worden aangetoond. Daarvoor wordt een overzicht gegeven van  de begrippen ‘aannemelijk maken’, ‘aantonen’, ‘overtuigend aantonen’ en ‘doen blijken’. Ook wordt de rechtspraak van de Hoge Raad geanalyseerd, wordt gekeken naar bewijsvermoedens in strafzaken en wordt het arrest van 8 april 2022 behandeld.

A-G Koopman verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022, waarin een verwijzing is opgenomen naar het arrest van 15 april 2011. Door die verwijzing is volgens hem – ook na 8 april 2022 – nog mogelijk om het bewijs voor een beboetbaar feit door middel van vermoedens te leveren. Dit wordt voor hem bevestigd in het arrest van 3 februari 2023. “De niet ontzenuwde vermoedens moeten wel zo sterk zijn dat zij tot de conclusie leiden dat het (redelijkerwijs) ‘niet anders kan zijn dan’ dat het te bewijzen feit zich heeft voorgedaan. Voor het ontzenuwen van dat vermoeden is niet nodig dat er tegenbewijs wordt geleverd; voldoende is dat er ‘contra-indicaties’ zijn” (r.o. 3.45).

De 5 conclusies en gemeenschappelijke bijlage van A-G Koopman

De vijf conclusies van A-G Koopman zijn allen gepubliceerd op 19 juli 2024 en te vinden via ECLI:NL:PHR:2024:735, ECLI:NL:PHR:2024:736, ECLI:NL:PHR:2024:737, ECLI:NL:PHR:2024:738 en ECLI:NL:PHR:2024:739. De gemeenschappelijke bijlage is te vinden via ECLI:NL:PHR:2024:774.

Conclusie

Het is nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad. Sinds 8 april 2022 is bekend dat het bewijs voor een beboetbaar feit door de inspecteur ‘overtuigend moet worden aangetoond’. Voorheen kon bewijs voor beboetbaar feit ook door middel van bewijsvermoedens worden geleverd. De vraag is hoe de Hoge Raad na het arrest van 8 april 2022 gaat oordelen over het gebruik van bewijsvermoedens. To be continued.

Door deze website te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Cookies worden gebruikt om jou een goede ervaring te bieden en de website effectief te laten werken.