Geen verschoningsrecht voor aan de Belastingdienst gestuurde e-mail van notaris in strafrechtelijk onderzoek
21 augustus 2025
Geheimhouders hebben een verschoningsrecht en kunnen zich daarop beroepen. In een zaak bij de rechter-commissaris stond het verschoningsrecht van een notaris centraal. De notaris beroept zich op zijn verschoningsrecht, dus het is aan de rechter-commissaris om hierover te oordelen [1].
Het verschoningsrecht van de notaris
In deze beslissing van de rechter-commissaris staat de vraag centraal of bepaalde informatie die een notaris met de Belastingdienst heeft gedeeld, onder zijn verschoningsrecht valt (artikel 98 Sv). De officier van justitie had in een strafrechtelijk onderzoek bij de Belastingdienst informatie gevorderd, waaronder zich e-mailverkeer met de notaris bevond. De officier van justitie heeft de rechter-commissaris verzocht om te onderzoeken of zich in de van de Belastingdienst verkregen informatie verschoningsgerechtigd materiaal bevindt. De rechter-commissaris heeft direct van de Belastingdienst, dus zonder tussenkomst van de officier van justitie, de stukken ontvangen.
De feiten van de zaak
In maart 2022 verkregen de verdachten in het strafrechtelijk onderzoek een erfpachtrecht van een woning voor € 3.500.000. In de leveringsakte werd aangegeven dat zij in aanmerking kwamen voor het verlaagde overdrachtsbelastingtarief (2%) omdat ze de woning zelf zouden gaan bewonen. Dit werd ondersteund met een ondertekende verklaring. De notaris deed op basis van die gegevens aangifte voor de overdrachtsbelasting.
Ruim een jaar later stelde de Belastingdienst vragen aan de notaris over de toepassing van het verlaagde tarief en de waarde van het erfpachtrecht. De notaris beantwoordde die vragen per e-mail en stuurde bijlagen mee.
Het uitgangspunt is dat het verstrekken van verschoningsgerechtigde informatie aan een derde niet meebrengt dat die informatie ten opzichte van alle andere derden aan de vertrouwelijkheid is onttrokken.
Is het verschoningsrecht prijsgegeven?
De rechter-commissaris oordeelde in deze zaak dat het verschoningsrecht is prijsgegeven, omdat de notaris de informatie uit eigen beweging had gedeeld met de Belastingdienst. Daarmee was de vertrouwelijkheid prijsgegeven. Dat betekent dat de notaris zich ten overstaan van de officier van justitie niet (langer) op zijn verschoningsrecht kan beroepen.
Het uitgangspunt is dat het verstrekken van verschoningsgerechtigde informatie aan een derde niet meebrengt dat ook ten opzichte van alle andere derden die informatie aan de vertrouwelijkheid is onttrokken. In deze zaak is volgens de rechter-commissaris echter anders. De informatie is door de notaris verstrekt in het kader van het vaststellen van de belastingschuld. Dat betreft de beoordeling van de juistheid van de belastingaangifte en dat is precies het onderwerp in het strafrechtelijk onderzoek.
Daarnaast is de informatie verstrekt aan de inspecteur van de Belastingdienst, die op grond van artikel 80 lid 1 AWR óók belast is met de opsporing van fiscale strafbare feiten. Deze bijzonderheden brengen voor de rechter-commissaris mee dat de vertrouwelijkheid niet alleen is prijsgegeven in de administratiefrechtelijke relatie met de Belastingdienst, maar ook in het mogelijke strafrechtelijke vervolg daarop.
Conclusie
Deze beslissing van de rechter-commissaris heeft het gevolg dat het verschoningsgerechtigde materiaal in het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten mag worden gebruikt. Het verschoningsrecht biedt een belangrijke bescherming, maar kan (op grond van deze beslissing) dus vervallen als de geheimhouder zelf informatie aan een opsporingsinstantie.
—————————————————-
[1] Rechtbank Amsterdam 9 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4723 (gepubliceerd op 10 juli 2025).


