Is een rechter gebonden aan gemaakte procesafspraken in strafzaken?
7 november 2024
Een redelijk nieuw fenomeen in het strafrecht is het maken van procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en (de verdediging van) de verdachte. Het is aan de rechter om deze procesafspraken te beoordelen. Een wettelijke regeling hiervoor ontbreekt. In een op 29 oktober jl. gepubliceerd advies van de Raad voor de Rechtspraak is gesteld dat het nog te vroeg is om procesafspraken in de wet vast te leggen [1]. Eerder nog in oktober, op 8 oktober jl., oordeelde de Hoge Raad over de gebondenheid van de rechter aan de gemaakte procesafspraken in strafzaken [2]. De ontwikkeling van procesafspraken in strafzaken staat derhalve niet stil.
Procesafspraken in strafzaken
Procesafspraken in het strafrecht zijn afspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, gericht op een efficiënte afdoening van strafzaken. Ze kunnen bijvoorbeeld gaan over het verloop van een stafprocedure of de afdoening. Het gevolg hiervan is dat door het maken van procesafspraken in beginsel de snelheid van het strafproces kan worden bevordert. Hierover is ook reeds eerder een blog geschreven.
De rol van de rechter
In een arrest uit 2022 [3] oordeelde de Hoge Raad dat de totstandkoming van procesafspraken geen afbreuk doet aan de zelfstandige positie van de rechter. De rechter behoudt de eigen verantwoordelijkheid voor de behandeling en beoordeling van het strafproces conform de daarvoor geldende wettelijke regeling en de eisen van een eerlijk proces (r.o. 5.2.2). De rechter is echter niet verplicht om overeenkomstig de procesafspraak te beslissen (r.o. 5.7.1).
Hierbij verduidelijkt de Hoge Raad nog het volgende. In een procesafspraak kan zijn opgenomen dat de verdachte afstand doet van zijn rechtsmiddel om hoger beroep in te stellen. Het doen van afstand van een rechtsmiddel kan pas nadat de uitspraak is gewezen. Dus als een verdachte in een procesafspraak afstand doet van het instellen van hoger beroep, dan heeft dit niet overeenkomstig de wet plaatsgevonden. Wel kan dit worden betrokken bij de vraag of er voldoende belang is bij het instellen van hoger beroep, zeker als de rechter conform de procesafspraak beslist (r.o. 5.9).
Arrest van de Hoge Raad - 8 oktober 2024
In deze zaak heeft het hof de procesafspraken van het OM en de verdachte niet gevolgd. Het hof oordeelde dat het volgen van de procesafspraken er niet tot leidt dat op korte termijn zekerheid zou komen voor de benadeelde partijen, omdat de vorderingen van de benadeelde partijen niet zijn betrokken in de procesafspraken. Daarbij heeft de verdediging gesteld dat als het hof de vorderingen van de benadeelde partijen ontvankelijk zou achten, zij beroep in cassatie zouden instellen. Dat betekent dat het volgen van de procesafspraken niet leidt tot een snelle afdoening van de zaak. Ook oordeelt het hof over de straftoemeting, waarbij het oordeel is dat de straf in de procesafspraken te zeer afwijkt van hetgeen het hof passend en geboden acht [4].
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof – in het bijzonder ten aanzien van de zelfstandige verantwoordelijkheid van de rechter – niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd [5].
Conclusie
Procesafspraken kunnen ertoe leiden dat sneller zekerheid ontstaat voor een verdachte, die zich veelal geconfronteerd ziet met een langdurend strafproces (zeker in fraudezaken). Het arrest van de Hoge Raad van 8 oktober jl. verduidelijkt dat die zekerheid met het maken van procesafspraken nog niet in beton is gegoten, omdat de rechter een zelfstandige bevoegdheid heeft om te oordelen in de zaak. Daarbij kan de rechter afwijken van de gemaakte procesafspraken.
—————————————————-
[1] Advies van de Raad voor de rechtspraak, uitgebracht aan de staatssecretaris Rechtsbescherming op 17 oktober 2024, kenmerk: UIT-14278 STRA/MVW. Zie ook het nieuwsbericht op de website van rechtspraak.nl: ‘Rechtspraak bepleit uitstel van vastleggen procesafspraken in wetgeving’, 29 oktober 2024.
[2] Hoge Raad 8 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1361.
[3] Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.
[4] Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2523.
[5] Hoge Raad 8 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1361, r.o. 2.4.


